Ik zit met mijn vriendin op de bus naar Tienen, een fles vodka in mijn rechterhand. Ze is zo mooi, die rechterhand van mij. Mijn vriendin fezelt dat ze met haar vriendje moet gaan neuken, anders komt het niet goed.
Ik zeg okè, vriendin, ga jij maar met je vriendje neuken, anders komt het niet goed. De bescherming is er af. Van de sluiting bedoel ik, enfin je weet wel. Mijn vriendin is heel mooi op de bus, ze schommelt mee met de oneffenheden in het wegdek. Taa taaa dam ta dam ta dam ta ta ta dam. Haar ogen omvatten universi.
Ik heb verschrikkelijke gedichten geschreven over haar, En over andere dingen. Het spijt mij. Ik had beter moeten weten. Ik ben goed af, dat ik nu nog met mijn vriendin op de bus naar Tienen mag zitten.
Zijn er meer doden in Tienen dan elders? Vanwaar die geur, dan?
Ik luister naar het gezeik van Rachmaninoff. Gelukkig zitten er nog negers achter mij, achteraan in de bus. Het is spijtig dat men begon te applaudisseren aan het einde van de eerste beweging.