Het blad hangt niet zijn tak aan zoals ik.
Ik ben te dwaas, ik laat het hout niet los.
Er is hemel, lucht alom, maar ik stik.
Er is die hang naar u, ruimte, plaats, bos
en ik rot in mijn beknotting, staal, mos,
verworvenheid, vertedering waarin
het sterven krijgt haar bloesem en haar zin.
Het weten is gelukkig ons ontzegd:
wij zijn slechts lijf met ook een hart erin,
geheel dit vallen aan u toegezegd.