[drieluik uit Vlak 11 van ‘Het Pad Van de Wenende Nacht’, broncode voor een stuk algoritmisch klanktheater, nog niet gecompileerd – deel 3: slotmonoloog van Izeganz]
besmet waren we al.
wat hen uitstraalt bedekt mij,
wat hen opjaagt en jent,
het stroopt mij in en bedruipt mij
de walg staat in mijn holtes te lillen,
te lezen waarin ik snelde ooit, en vocht was,
en kolkte en stolde.
waar ik gestremd al, u nog zocht
waar zij de leegte rond de ontstemde letters van uw naam
bepotelen willen, er het licht uitpulken,
mijn restanten aan zoets met hun rasptongen
tot glas slijpen, opglazen
tot het gouden glimpt,
klaterplast,
sist.
tot ze ook
in de gezichten die de hunne zijn
op aantoonbare wijze
hun namen bij de mijne met bloednagels
van nijd hebben staan krabben, toen al, en straks,
en nu, nu ik weer sterf.
al het roze, het bloeden
hadden we al, zullen we hebben, maar wij,
wij hebben het al.
[Izegans sterft]
- over ‘Het Pad Van de Wenende Nacht’
- over het Gedicht van de Dag-programma
~
copyright ‘ViLT //dagwerk van dirk vekemans’:
CC0 1.0 Universal (CC0 1.0) Public Domain Dedication
contact: dirkvekemans@yahoo.com
VOLG dirkvekemans.be
Vul je mailadres hieronder in en je krijgt elke dag het werk zo in je mailbox, gratis. jouw mailadres wordt verder niet gedeeld, gebruikt of anderszins bekend gemaakt. Met opzeglink in elke mail.