BLOEDSTRAAL
JONGEMAN
Ik hou van jou en alles is mooi.
MEISJE, met verhevigde tremolo in haar stem.
Je houdt van mij en alles is mooi.
JONGEMAN, een toon lager.
Ik hou van jou en alles is mooi.
MEISJE, nog een toon lager dan hem.
Je houdt van mij en alles is mooi.
JONGEMAN, wendt zich plots van haar af
Ik hou van jou.
Een stilte
Ga voor me staan.
MEISJE, met een zelfde beweging gaat ze voor hem staan
Voilà.
JONGEMAN, geëxalteerd, schelklinkend
Ik hou van jou, ik ben groot, ik ben helder, ik ben vol, ik ben dicht.
MEISJE, op dezelfde schelklinkende toon.
Wij houden van elkaar
JONGEMAN
Wij zijn intens. Ha wat zit de wereld goed in elkaar.
Een stilte. We horen iets als een enorm wiel dat draait en wind maakt. Een orkaan drijft hen uit elkaar.
Op dat moment zien we twee sterren met elkaar in botsing komen, en een hele reeks benen van levend vlees valt met voeten handen, pruiken, maskers, zuilengangen, gaanderijen, tempels, distilleerkolven, alles valt maar steeds langzamer, als viel het in een vacuum en dan dalen een voor een drie schorpioenen neer en tenslotte een kikker en een scarabee die naar beneden komt met een traagheid om wanhopig, om misselijk van te worden.
JONGEMAN, roept zo hard hij kan
De hemel is gek geworden.
Hij kijkt naar de hemel.
Lopen, weg van hier.
Hij duwt het meisje voor zich uit.
Een Ridder uit de Middeleeuwen komt op, in een vervaarlijk harnas, gevolgd door een voedster die haar borsten met beide handen vasthoudt en hijgt vanwege haar te zware borsten.
RIDDER
Blijf van je borsten af. Geef mij mijn papieren.
VOEDSTER, slaakt een kreet.
Ai! Ai! Ai!
RIDDER
Kak seg wat krijg jij?
VOEDSTER
Kijk daar, onze dochter, met hem.
RIDDER
Zwijg, er is geen dochter!
VOEDSTER
Ik zeg je dat ze neuken.
RIDDER
Laat ze neuken, wat kan mij dat schelen.
VOEDSTER
Incest.
RIDDER
Matrone
VOEDSTER, steekt haar handen diep in haar zakken die even groot zijn als haar borsten
Pooier.
Ze gooit hem snel zijn papieren.
RIDDER
Pfuh, laat mij eten.
De voedster maakt zich uit de voeten.
Hij krabbelt overeind en haalt vantussen elk der papieren een grote homp gruyere.
Plots begint hij te hoesten en naar adem te snakken.
RIDDER, de mond vol.
Eumf. Eumf. Laat me je borsten zien. Laat je borsten zien. Waar zit ze nu?
Hij gaat lopend af.
De jongeman komt terug op.
JONGEMAN
Ik zie, ik weet, ik heb begrepen. Hier heb je de publieke ruimte, de priester, de schoenmaker, de vier seizoenen, de drempel van de kerk, de lantaarn van het bordeel, de weegschaal van gerechtigheid. Ik hou het niet meer!
Een priester, een schoenlapper, een koster, een hoerenmadam een rechter, een handelaar in vier-seizoenen komen op als schaduwen.
JONGEMAN
Ik ben haar kwijt, geef haar terug.
IEDEREEN, op een verschillende toon.
Wie, wie, wie, wie.
JONGEMAN
Mijn vrouw.
KOSTER, heel kosterlijk 1‘bedonnant’: dikbuikig – woordspeling nvdv
Uw vrouw, pfu, onnozelaar!
JONGEMAN
Onnozelaar! ’t is misschien uw vrouw wel!
KOSTER, slaat zich op het voorhoofd.
Het zou zomaar kunnen.
Hij gaat lopende af.
De priester komt op zijn beurt uit de groep en legt zijn arm om de hals van de jongeman.
PRIESTER, alsof hij biecht hoort.
Naar welk deel van haar lichaam verwijst u het vaakst?
JONGEMAN
Naar God.
De Priester, verbouwereerd door het antwoord vervalt onmiddellijk in een Zwitsers accent.
PRIESTER, met een Zwitsers accent.
Maar dat kan je niet meer maken. Wij horen niets meer met dat oor. Dat moet je maar aan de vulkanen vragen, aan de aardbevingen. Wij moeten het hebben van de kleine smeerlapperijen in de biecht. En daarmee uit, dat is het leven.
JONGEMAN, heel erg aangedaan.
Ach zo, dat is het leven!
Ah bon, iedereen trap het maar af.
PRIESTER, nog steeds met een Zwitsers accent.
Maar zeker.
Op dat moment valt de nacht plots op de scène. De aarde beeft. De donder raast, met weerlichten die zigzaggen in alle richtingen, en in de zigzaggende weerlichten ziet men de personages het op een lopen zetten, ze lopen tegen elkaar op, vallen, krabbelen recht en lopen als gekken.
Op een gegeven moment grijpt een enorme hand de hoerenmadam bij de haren. Die vat vuur en zwelt zienderogen op.
GIGANTISCHE STEM
Teef, kijk naar je lichaam!
Het lijf van de hoerenmadam komt naakt en afschuwelijk uit het korset en de jurk tevoorschijn als waren die van glas.
HOERENMADAM
Laat mij los, God.
Ze bijt God in de pols. Een immense bloedstraal schiet dwars over de scène en in een weerlicht groter dan die van de anderen ziet men de priester een kruis slaan.
Wanneer het licht terug aangaat, zijn alle personages dood en liggen hun lijken over de vloer verspreid. Alleen de jongeman en de hoerenmadam verslinden elkaar met de ogen.
De hoerenmadam valt in de armen van de jongeman.
HOERENMADAM, zuchtend, als op het uiterste punt van een amoureus spasme.
Vertel mij hoe het met jou gebeurd is.
De jongeman bergt zijn hoofd in zijn handen.
De voedster komt terug op met het meisje onder haar arm als een pakket. Ze laat haar op de grond vallen waar ze neerstort en zo plat wordt als een boterkoek.
De voedster heeft geen borsten meer. Haar borst is helemaal plat.
Dan duikt de Ridder op die zich op de voedster werpt en haar heftig dooreenschudt.
RIDDER, met een vreselijke stem.
Waar heb jet het verstopt? Geef mij mijn gruyere!
VROEDVROUW, dartel.
Hierzie.
Ze heft haar rokken op.
De jongeman wil weglopen maar hij staat perplex als een versteende marionette.
JONGEMAN, als opgehangen in de lucht en met een buiksprekersstem.
Doe mama geen pijn.
RIDDER
Vervloekte.
Hij wendt in afschuw zijn gezicht af.
Een massa schorpioenen komen vanonder de rokken van de vroedvrouw en die beginnen te paren in haar vagina die opzwelt en glazig wordt en schittert als een zon.
De jongeman en de vroedvrouw gaan ervandoor als gelobotomiseerden
MEISJE, komt verblind overeind
De maagd! ha, dat was het wat hij zocht.
DOEK
Antonin Artaud – uit L’ Ombilic des Limbes (1925) [ARTAUD 1956, p.74-81] – vert. NKdeE 2020– CC Public Domain
- Artaud-vertalingen op deze website
- alle beschikbare NKdeE Artaud-vertalingen in een Word-document: Artaud2023.docx
commentaar en suggesties bij deze vertalingen graag naar dirkvekemans@yahoo.com
originele tekst:
https://ebooks-bnr.com/artaud-antonin-lombilic-des-limbes/
LE JET DE SANG
LE JEUNE HOMME
Je t’aime et tout est beau.
LA JEUNE FILLE,
avec un tremolo intensifié dans la voix.
Tu m’aimes et tout est beau.
LE JEUNE HOMME, sur un ton plus bas.
Je t’aime et tout est beau.
LA JEUNE FILLE,
sur un ton encore plus bas que lui.
Tu m’aimes et tout est beau.
LE JEUNE HOMME, la quittant brusquement.
Je t’aime.
Un silence.
Mets-toi en face de moi.
LA JEUNE FILLE, même jeu,
elle se met en face de lui.
Voilà.
LE JEUNE HOMME,
sur un ton exalté, suraigu.
Je t’aime, je suis grand, je suis clair, je suis plein, je suis dense.
LA JEUNE FILLE,
sur le même ton suraigu.
Nous nous aimons.
LE JEUNE HOMME
Nous sommes intenses. Ah que le monde est bien établi.
Un silence. On entend comme le bruit d’une immense roue qui tourne et dégage du vent. Un ouragan les sépare en deux.
À ce moment, on voit deux astres qui s’entrechoquent et une série de jambes de chair vivante qui tombent avec des pieds, des mains, des chevelures, des masques, des colonnades, des portiques, des temples, des alambics, qui tombent, mais de plus en plus lentement, comme s’ils tombaient dans du vide, puis trois scorpions l’un après l’antre, et enfin une grenouille, et un scarabée qui se dépose avec une lenteur désespérante, une lenteur à vomir.
LE JEUNE HOMME,
criant de toutes ses forces.
Le ciel est devenu fou.
Il regarde le ciel.
Sortons en courant.
Il pousse la jeune fille devant lui.
Et entre un Chevalier du Moyen Âge avec une armure énorme, et suivi d’une nourrice qui tient sa poitrine à deux mains, et souffle à cause de ses seins trop enflés.
LE CHEVALIER
Laisse là tes mamelles. Donne-moi mes papiers.
LA NOURRICE, poussant un cri suraigu.
Ah ! Ah ! Ah !
LE CHEVALIER
Merde, qu’est-ce qui te prend ?
LA NOURRICE
Notre fille, là, avec lui.
LE CHEVALIER
Il n’y a pas de fille, chut !
LA NOURRICE
Je te dis qu’ils se baisent.
LE CHEVALIER
Qu’est-ce que tu veux que ça me foute qu’ils se baisent.
LA NOURRICE
Inceste.
LE CHEVALIER
Matrone.
LA NOURRICE,
plongeant les mains au fond de ses poches
qu’elle a aussi grosses que ses seins.
Souteneur.
Elle lui jette rapidement ses papiers.
LE CHEVALIER
Phiote, laisse-moi manger.
La nourrice s’enfuit.
Alors il se relève, et de l’intérieur de chaque papier il tire une énorme tranche de gruyère.
Tout à coup il tousse et s’étrangle.
LE CHEVALIER, la bouche pleine.
Ehp. Ehp. Montre-moi tes seins. Montre-moi tes seins. Où est-elle passée ?
Il sort en courant.
Le jeune homme revient.
LE JEUNE HOMME
J’ai vu, j’ai su, j’ai compris. Ici la place publique, le prêtre, le savetier, les quatre saisons, le seuil de l’église, la lanterne du bordel, les balances de la justice. Je n’en puis plus !
Un prêtre, un cordonnier, un bedeau, une maquerelle, un juge, une marchande des quatre-saisons, arrivent sur la scène comme des ombres.
LE JEUNE HOMME
Je l’ai perdue, rendez-la-moi.
TOUS, sur un ton différent.
Qui, qui, qui, qui.
LE JEUNE HOMME
Ma femme.
LE BEDEAU, très bedonnant.
Votre femme, psuif, farceur !
LE JEUNE HOMME
Farceur ! c’est peut-être la tienne !
LE BEDEAU, se frappant le front.
C’est peut-être vrai.
Il sort en courant.
Le prêtre se détache du groupe à son tour et passe son bras autour du cou du jeune homme.
LE PRÊTRE, comme au confessionnal.
À quelle partie de son corps faisiez-vous le plus souvent allusion ?
LE JEUNE HOMME
À Dieu.
Le prêtre décontenancé par la réponse prend immédiatement l’accent suisse.
LE PRÊTRE, avec l’accent suisse.
Mais ça ne se fait plus. Nous ne l’entendons pas de cette oreille. Il faut demander ça aux volcans, aux tremblements de terre. Nous autres on se repaît des petites saletés des hommes dans le confessionnal. Et voilà, c’est tout, c’est la vie.
LE JEUNE HOMME, très frappé.
Ah voilà, c’est la vie !
Eh bien tout fout le camp.
LE PRÊTRE, toujours avec l’accent suisse.
Mais oui.
À cet instant la nuit se fait tout d’un coup sur la scène. La terre tremble. Le tonnerre fait rage, avec des éclairs qui zigzaguent en tous sens, et dans les zigzags des éclairs on voit tous les personnages qui se mettent à courir, et s’embarrassent les uns dans les autres, tombent à terre, se relèvent encore et courent comme des fous.
À un moment donné une main énorme saisit la chevelure de la maquerelle qui s’enflamme et grossit à vue d’œil.
UNE VOIX GIGANTESQUE
Chienne, regarde ton corps !
Le corps de la maquerelle apparaît absolument nu et hideux sous le corsage et la jupe qui deviennent comme du verre.
LA MAQUERELLE
Laisse-moi, Dieu.
Elle mord Dieu au poignet. Un immense jet de sang lacère la scène, et on voit au milieu d’un éclair plus grand que les autres le prêtre qui fait le signe de la croix.
Quand la lumière se refait, tous les personnages sont morts et leurs cadavres gisent de toutes parts sur le sol. Il n’y a que le jeune homme et la maquerelle qui se mangent des yeux.
La maquerelle tombe dans les bras du jeune homme.
LA MAQUERELLE, dans un soupir et comme
à l’extrême pointe d’un spasme amoureux.
Racontez-moi comment ça vous est arrivé.
Le jeune homme se cache la tête dans les mains.
La nourrice revient portant la jeune fille sous son bras comme un paquet. La jeune fille est morte. Elle la laisse tomber à terre où elle s’écrase et devient plate comme une galette.
La nourrice n’a plus de seins. Sa poitrine est complètement plate.
À ce moment débouche le Chevalier qui se jette sur la nourrice, et la secoue véhémentement.
LE CHEVALIER, d’une voix terrible.
Où les as-tu mis ? Donne-moi mon gruyère.
LA NOURRICE, gaillardement.
Voilà.
Elle lève ses robes.
Le jeune homme veut courir mais il se fige comme une marionnette pétrifiée.
LE JEUNE HOMME, comme suspendu en l’air
et d’une voix de ventriloque.
Ne fais pas de mal à maman.
LE CHEVALIER
Maudite.
Il se voile la face d’horreur.
Alors une multitude de scorpions sortent de dessous les robes de la nourrice et se mettent à pulluler dans son sexe qui enfle et se fend, devient vitreux, et miroite comme un soleil.
Le jeune homme et la maquerelle s’enfuient comme des trépanés.
LA JEUNE FILLE, se relevant éblouie.
La vierge ! ah c’était ça qu’il cherchait.
Rideau.
over het journal intime
-programma
pseudo-code van het programma:
gegeven:geste:
het pad van de primaire, spontane bewegingschrijfleeslus
: herhaling van de geste
die zich gaandeweg stabiliseert binnen de corridor van de gestecorridor
: het tijdruimtelijke vlak waarbinnen de geste zich herhalen kan zoals geprojecteerd op een 2D schrijfvlakjij, je
: een participant aan het journal intime
programma
het journal intime
is een dagelijks algoritmisch uitgevoerde handeling (functie
);
je wordt wakker
en je doet onmiddellijk dit (géén andere bewuste handeling ervoor): je beeldt jezelf een geste in eventueel gelinkt aan een woord of een frase
je neemt de blocnote en initieert de schrijfleeslus
je vocaliseert daarbij het woord of de frase
als je merkt dat de herhaling zich gestabiliseerd heeft tot een geste
neem je jouw vocalisatie voor minstens vier iteraties op
teken je de geste
je leest in een boek in een vreemde taal (eender welke, niet je moedertaal) tot je een fragment tegenkomt waarvan je denkt dat het kan dienen als 'titel' of 'benoeming' van de geschreeftekende schrijfleeslus
uitvoer van het programma:
– een potloodtekening met een titel in een vreemde taal
– een geluidsopname van vier herhalingen van 1 uitgesproken woord of frase in het Nederlands (met NL tongval)
– (optioneel) een commentaar in proza
de journal intime
routine
is een vrij exemplarisch, grafologisch NKdeE-onderzoeksprogramma.
de uitvoer ervan wordt hier gepubliceerd in het Publieke Domein
rev. dv@CGM
Noten