jr 107 – formidables ébullitions internes – WAPEN
Een sleutelgegeven in mijn leventje is ongetwijfeld mijn bijziendheid: ik ben redelijk zwaar myoop, -4,5 aan het rechteroog, -11,5 aan het linker. Het grote verschil tussen de twee ogen is vrij uitzonderlijk, zo heb ik mij laten vertellen.
Tot het eerste studiejaar, dus heel de kleuterklas, was er dat niemand opgevallen. Maar toen moest er van het bord gelezen worden, en dat lukte niet echt. Tot die tijd had ik dus een radicaal verschillende visie op de realiteit, letterlijk dan. Ik heb voor mezelf de versie zonder bril altijd als veel ‘mooier’ en ‘echter’ gekwalificeerd. Bij contactlenzen is dat minder maar een bril creëert afstand t.o.v. het geziene, een schermeffect. Lenzen heb ik maar een korte tijd (begin jaren tachtig) kunnen verdragen.
Ik heb altijd vermoed dat mijn breintje door de nood aan compensatie voor het gebrek aan eenduidige visuele informatie behoorlijk euh, ‘aparte denkwegen’ heeft ontwikkeld in die eerste jaren, en dat ik mede daardoor zo’n rare kwispel geworden ben.
Jean Oury beschrijft in zijn ‘Création en Schizophrenie‘ herhaaldelijk het schizofrene gedrag van zijn patiënten – vooral ook dat van diegenen die zich te buiten gaan aan een onstuitbare creatiedrang – als een genezingsproces na de traumatische apocalyps van de psychose: het mentale systeem zoekt zich een nieuwe leefbaarheid in relatie tot het onleefbare echte en daardoor zien we de patient ook gedreven bedrijvig in de zone van de ‘Fabrique du Pré’ , de Lacaanse orde van het Echte.
Het verschil tussen de ‘art brut‘ van die patiënten en de ‘oeuvres‘ van mensen als Van Gogh en Artaud ligt ‘m vaak daarin dat de meeste patiënten eerder toevallig, na een crisis, in de therapie, grijpen naar de creatieve middelen om zich een nieuwe band te vormen met die fameuze werkelijkheid van ons, de hypocriete normopaten of zij die zich naief gedragen als ‘normalen’ of ‘sociaal-geadapteerden’.
Ik maak er nu wat een karikatuur van, maar bij Artaud en Van Gogh is het duidelijk dan een terugvallen op een reeds werkende ‘band’ met de realiteit, want zij gebruikten beiden reeds lang voor hun ‘umwendung‘ hun ‘Kunst’ als communicatie met de Ander en als dialoog met zichzelf en als verweer tegen het oprukkende Echte.
Deze functies heeft creativiteit in deze context zowat, denk ik, maar dan ook voor iedereen, voor elk specimen van onze soort. De gradaties worden bepaald door hoe hard je het nodig hebt, want niemand van ons kan helemaal zònder . Hoe minder creativiteit je jezelf toelaat, hoe meer stress je krijgt, dat lijkt daarbij een goede vuistregel:
- een artificiële brug naar het buiten, daar waar er ‘om redenen’ geen sprake kan zijn van een ‘vanzelfsprekende’ verhouding tot de Ander
- een constituerende dialoog met het zelf, ook al als compensatie voor de eenzaamheid
- een manier om het exces aan stuwing vanuit het Echte verwerkt te krijgen (de Freudiaanse sublimatie?)
- een manier om de blokkades veroorzaakt door de resten van de perforaties van het Echte (de ‘steenpuisten’ waar Artaud gewag van maakt, de inerte blokken van de materie van de dingen die hun destin nervrotique komen opeisen) te doorbreken/ op te lossen.
Je kan dit laatste een ‘garagefunctie’ noemen, het gewone onderhoud dat periodiek dient gedaan te worden, of er lukt niets meer. Ernstig getraumatiseerden – ik spreek uit ervaring – riskeren dan, als ze om welke reden dan ook geen toegang krijgen tot ‘hun’ garage, waarvan ze echt afhankelijk zijn om zich ‘stabiel’ te houden, om zwaar verslaafd te raken aan ‘vervangverslavingen’ zoals drank, drugs of medicijnen. Eetstoornissen en seks verslavingen kunnen ook die functie krijgen, maar hierbij dient opgemerkt dat seksuele (hyper)activiteit elk van de vier genoemde functies net zo goed vervullen zodat het geheel onduidelijk wordt of misschien Don Juan niet de ‘grootste kunstenaar aller tijden’ moet worden genoemd. De jury kan er desgewenst Kierkegaard op nalezen…
Misschien moet ik later het lijstje nog aanvullen, maar die 4 functies maken dat we pas van een mentaal gezond individu kunnen spreken als het individu een of meerdere creatieve routines (of seks dus) heeft ontwikkeld / ter beschikking die deze functies voor haar/hem/hen kunnen hebben.
Men zal begrijpen dat mijn idee van ‘mentale gezondheid’ bij gebrek aan ‘essentie’ nooit absoluut kan zijn, maar altijd relatief aan de omstandigheden. Zo zie ik mij perfect in staat om van personen die gedrag vertonen dat in elke samenlevingskring zonder de minste twijfel gecatalogiseerd zou worden als ‘zot’, ‘waanzinnig’ of enige andere variant van dat label, om van dat soort lijdenden te zeggen dat zij in perfecte mentale gezondheid verkeren, gegeven de omstandigheden waarin zij dienen te functioneren. Gezonder alleszins dan die ‘normalen’ die het nodig hebben om – al dan niet uit zgn. ‘medelijden’ – op hen neer te kijken.
Tja.
Ik denk dat je het in de richting van Leibniz’ idee van de best mogelijke wereld moet zoeken, mijn concept van ‘mentale gezondheid’, hier, nu ik het al uitschrijvende aan het opbouwen ben.