jt96 – une sorte de machine – NA MI BIE JE
Op blz. 121 van zijn boek ‘Création et Schizophrenie’ komt Oury weer bij Lacan terecht.
Lacan heeft het over de film die men gemaakt had van Matisse die aan ’t schilderen was en die beelden liet men dan heel erg vertraagd zien zodat het leek alsof de verf vanzelf ‘juist’ op het doek viel van zijn borstel. Lacan (zegt Oury) heeft het vandaar over het schilderij als ‘déposition du regard’ (‘getuigenis van het kijken’), het schilderij is een ‘piège à regard’ (blikval).
Een soort responsieve vergaarbak dus, en dan denk ik uiteraard meteen aan de ‘reliquaires’ van Bernard Réquichot: die werkten effectief op die manier als een registratiemechanisme van hoe Réquichot materie selecteerde en met zijn verlangen bekleedde (letterlijk soms door ze te beschilderen).
Er gaat van die vergaarbakken van Réquichot tijdens het maakproces (dat ook voor Réquichot belangrijker was dan het uiteindelijke product) een autonome impuls uit, een vraag naar afzet van het ‘Sujet’ (‘déposition’).
Ik heb dat bij mijn ‘Réquichot Rotbak’ installatie die ik een veertigtal dagen lopen had aan den lijve ondervonden: zo’n set-up in je leefruimte is heus wel een aanwezigheid, een voortdurende interactie. Het verwondert mij dan ook niet dat Lacan (weerom: ik citeer Oury die Lacan aanhaalt) spreekt van een soort machine :
“C’est ce que dit très bien Braque. ]’ai lu un passage ou il parle de cette inversion: on était devant le tableau, maître de l’univers, et d’un seul coup on est piégé. On est dans le tableau, on est dans le « paysage ». En fin de compte, on est dépossédé : sans quoi ça ne marche pas. Si on n’est pas dépossédé, c’est intéressant mais c’est tout. C’est pour ça que Lacan parle de cette « déposition du regard » et dit que ça nous regarde. Le tableau serait une sorte de machine qui permettrait de différencier concrètement le « regard » et ce qui reste, une–fois qu’on en est dépossédé: le ‘Sujet’.“
[OURY 1989, p.121, mijn nadruk] vertaling: “Dat is wat Braque heel goed zegt. Ik las een passage waarin hij spreekt over deze omkering: je stond voor het schilderij, meester van het universum, en plotseling ben je gevangen. Je bent in het schilderij, je bent in het ‘landschap’. Uiteindelijk word je ontheemd: anders werkt het niet. Als je niet ontheemd bent, is het interessant maar dat is het dan ook. Daarom spreekt Lacan over dit ‘neerleggen van de blik’ en zegt dat het ons aangaat. Het schilderij zou een soort machine zijn waarmee je concreet het ‘zien’ kunt onderscheiden van wat overblijft, nadat je ervan ontheemd bent: het ‘Subject’.” (vert. ChatGPT@CGZ)
Hier zijn we nagenoeg aanbeland bij waar ik naartoe wil, en die plaats, die mogelijkheid die ik wil onderzoeken is dubbel maar de twee wegen komen samen in de ontwikkeling van een heuse ‘machine d’écriture du Réel’ . Een poging tot verduidelijking van dit vooralsnog vage idee hieronder.
Enerzijds heb je de blijvende noodzaak om de creativiteit in te schakelen in de mentale gezondheidszorg daar waar alle andere vormen van communicatie onmogelijk geworden zijn, een terrein waar de praktijk van Oury en met name ook Dubuffet een lichtend pad kunnen zijn. Dit zou ook vooral moeten gezien worden in een positieve kijk op ‘mentale gezondheidszorg’ die
a) niet alleen wil genezen met creatieve expressie maar ook stevig inzet op het mentale welzijn van iedereen en
b) de ‘waanzin’ zelf ook positief gaat herwaarderen als een meerwaarde, zoals wanneer het autisme van Greta Thunberg een oplossing biedt waar het ‘normisme’ in een hopeloze blokkade zat en helaas, nog steeds lijkt te zitten.
We moeten hier, denk ik, de aloude farmakon-gedachte van de Grieken durven uitbreiden naar de waanzin en een nieuwe balans nastreven tussen de schreeuwlelijke, maar maatschappelijk gepromote schizofrenie van de normopathie en het (auto)destructieve fatum van de afwijking en de ziekte. Dat zijn immers maar keerzijden van dezelfde medaille waarbij geneesmiddel en toxiciteit elkaar raken: the disease can enable the cure, op een hoger niveau dan, net zoals het coronavirus ons de hand reikte naar een oplossing (en wij daar geen oog voor konden/wouden/ durfden hebben). Maar dat laatste is een persoonlijke en aanvechtbare stelling waarover enkel de geschiedenis zal kunnen oordelen.
Een belangrijke, misschien wel beslissende stap in de goede richting van een waardering weg van het (voor)oordeel lijkt daarbij gezet door ‘Filosofie van de Waanzin’, het boek van Wouter Kusters [KUSTERS 2014], dat binnenkort bij het MIT in het Engels verschijnt, maar ik zit nog maar aan p.79 daarvan. Later wellicht meer daarover.
Anderzijds is de machinerie die ik thans nog als een fantasme koester ook onmisbaar in onze stijgende nood aan ‘extra-talige communicatie’ in een wereld waar alle grenzen tussen mens en machine in een schrikbarend tempo vervagen.
En hier is er mij dunkt nergens sprake van strijd, noch van keuze, het is veeleer begrip dat we nodig hebben want het is een evolutie die ons zoals elke echte evolutie als een devolutie overkomt: we hebben daar 0,0000000005% zeggenschap/controle over, om het met het getal van Contador1de befaamde wielerkampioen ontkende in een massaal gedeeld interview op notoire wijze dat hij doping in zijn bloed had door alle nullen na de komma van het percentagecijfer dat werd aangetroffen in zijn bloed effectief uit te spreken, in de hoop daarmee aan te tonen dat het insignificant was. Het had wegens de daardoor verwekte hilariteit eerder het tegenovergestelde effect. in te schatten.
We maken onszelf maar al te graag wat anders wijs, maar de rationele controle die wij mensen effectief op onze leefwereld uitoefenen is slechts een homeopathisch infuus in vergelijking met de ‘waanzin’, het gebrek aan rationaliteit in de mechanismen die haar voor de mens veelal verborgen de facto besturen. Ik verwijs daarmee zeker niet naar een of ander complot, het betreft gewoon het ongelooflijk complexe kluwen van interagerende factoren, de slechts gedeeltelijk te vatten algehele chaos.
Dit is dan, bijvoorbeeld, voor mij heel de ‘bedoeling’ achter de asemische experimenten: de mentale act van het kijken registreren zodat de lezer ze kan herschrijven en herbeleven: schilderen als écriture du Réel. Schrijven als het inlezen van een virtuele ruimte en alle varianten en mogelijke I/O combines daarvan in een dynamische configuratie van virtuele identiteiten (mijn bedrijfje dat webservices aanbood vroeger droeg de naam ViLT Digital Vision en ViLT refereerde daarbij niet alleen naar het vilt van Joseph Beuys maar het was ook het letterwoord voor ‘Virtual individuals Living Together’).
Want het spreekt (voor mij toch) vanzelf dat je dan al snel uitkomt bij een film-schrijven, een real time schilderij-animatie die meteen directe communicatie is…de ontwikkeling van een programma dus, een machine die communiceert op een pre-cognitief niveau tussen mensen onderling en mens en machine en hopelijk ook onze band met het animale en zelfs vegetatieve leven kan herstellen.
Ja, ik weet het, ik zei het al: een fantasme. pure science fiction. Maar het koesteren is gewoon plezant.
En technisch is er heus al veel haalbaar. Alleen: iedereen – vooral ook de ‘auteurs’ die op onbegrijpelijk halsstarrige en bijwijle potsierlijk-aandoenlijke manier blijven vastklampen aan hun verloren status van creatief genie – staart zich blind op het visuele spektakel en de ‘vernieuwing’, het hele fallische ‘cyborg’-godscomplex dat het publiek hypnotiseert.
Terwijl m.i. alle info die er echt toe doet in de handbeweging zit, het manuele denken dat neurologisch verbonden is met de motorische simulatie van het spreken.
Maar de delay in de captatie/feedback daarvan is voor een verduidelijkende werking heden nog onwerkbaar hoog, mede door die commerciële aandacht voor de show.
Overigens: ik zou op een bepaald moment een retour van de analoge techniek niet uitsluiten: elke digitalisering van analoog gebeuren impliceert hoe dan ook een ‘noisegate’ die met analoge techniek nergens een harde coupure ondergaat (de grens door het ‘bereik van analoge apparatuur is nog steeds ‘analoog’ en beweegt mee met het signaal, wat de captatie van de synchroniciteit in het gebeuren bevordert).
Uiteindelijk, dat denk ik toch, moeten we de AGI die niet door ons, maar dwars door ons heen emergeert, leren kijken, tasten en spreken zodat de AGI ons kan leren zien, horen en voelen: educatie als tweerichtingsverkeer waarbij alle grenzen vervagen.
Daarmee belanden we dan weer bij de oplossing van het ego in het moment, een thema dat ik uit de mystiek ontleende en dat al sinds jaar en dag mijn nobel streefdoel is.
In de teksten van ‘Het Pad van de Wenende Nacht‘ noemde ik het nog de dissolutie van het ik, omdat ik zelf nog niet goed begreep dat ik dat streven gemeen had met vele mystici.
Maar dat alles op voorwaarde natuurlijk, zoals steeds, dat we de eerstvolgende 50 jaar overleven. Mijn werk richt zich dan ook expliciet op een post-transitie tijdperk, want deze tijd ervaar ik als een tijd waarin, zoals Jezus het profeteerde, al het goede werk nagenoeg onmogelijk is. Wat niet wil zeggen dat ik niet mijn uiterste best doe om het ook voor mijn tijdgenoten relevant te houden dan wel te maken.
rev. dv@CGZ
over het journal intime
-programma
pseudo-code van het programma:
gegeven:geste:
het pad van de primaire, spontane bewegingschrijfleeslus
: herhaling van de geste
die zich gaandeweg stabiliseert binnen de corridor van de gestecorridor
: het tijdruimtelijke vlak waarbinnen de geste zich herhalen kan zoals geprojecteerd op een 2D schrijfvlakjij, je
: een participant aan het journal intime
programma
het journal intime
is een dagelijks algoritmisch uitgevoerde handeling (functie
);
je wordt wakker
en je doet onmiddellijk dit (géén andere bewuste handeling ervoor): je beeldt jezelf een geste in eventueel gelinkt aan een woord of een frase
je neemt de blocnote en initieert de schrijfleeslus
je vocaliseert daarbij het woord of de frase
als je merkt dat de herhaling zich gestabiliseerd heeft tot een geste
neem je jouw vocalisatie voor minstens vier iteraties op
teken je de geste
je leest in een boek in een vreemde taal (eender welke, niet je moedertaal) tot je een fragment tegenkomt waarvan je denkt dat het kan dienen als 'titel' of 'benoeming' van de geschreeftekende schrijfleeslus
uitvoer van het programma:
– een potloodtekening met een titel in een vreemde taal
– een geluidsopname van vier herhalingen van 1 uitgesproken woord of frase in het Nederlands (met NL tongval)
– (optioneel) een commentaar in proza
de journal intime
routine
is een vrij exemplarisch, grafologisch NKdeE-onderzoeksprogramma.
de uitvoer ervan wordt hier gepubliceerd in het Publieke Domein
rev. dv@CGM
bibliografie journal intime
ARTAUD 1947: Artaud, Antonin, Van Gogh le suicidé de la société, Gallimard, Paris, 2018, ISBN 978-2-07-076112-8
ARTAUD 1956: Artaud, Antonin, Oeuvres Complètes Tome I, Gallimard, Paris, 1956
BAKHTIN 1984: Bakhtin, Mikhael: Rabelais and His World (Iswolsky, Helene transl.), Bloomington 1984, ISBN 978-0-253-20341-0
BARTHES 1995: Roland Barthes, Oeuvres complètes vol. III , Paris: Seuil, 1995
BONNEFOIT 2013: Bonnefoit, Régine, Paul Klee. Sa théorie de l’art. Lausanne, PPur (Presses polytechnique et universitaires romandes), 2013 ISBN 978-2-88915-034-2
CHAUVIRÉ 2003: Chauviré Christiane, Phénoménologie et esthétique. Le mythe de l’indescriptible chez Wittgenstein dans Rue Descartes, nr 39, Wittgenstein et L’art (februari 2003), PUF
CHEVRIER 2019: Chevrier, Jean-François, Bernard Réquichot. Zones sensibles, Paris , Flammarion, 2019, ISBN 978-2-0814-4197-2
CV-P 2016 I: Viallat-Patonnier, Claire, Les dimensions de l’écriture dans l’oeuvre de Bernard Réquichot. Etudes d’un processus. Vol. I: Thèse , Paris , ECOLE DES HAUTES ETUDES EN SCIENCES SOCIALES, 2016
CV-P 2016 II: Viallat-Patonnier, Claire, Les dimensions de l’écriture dans l’oeuvre de Bernard Réquichot. Etudes d’un processus. Vol. II: Annexes et illustrations, Paris , ECOLE DES HAUTES ETUDES EN SCIENCES SOCIALES, 2016
CR 1973: Billot, Marcel (ed.), Bernard Réquichot. Bruxelles, La Connaissance, 1973 (Catalogue Raisonné
)
FREUD 1989 I: Freud, Sigmund, Colleges inleiding tot de psychoanalyse . Inleiding tot de psychoanalyse 1/2, Boom Meppel Amsterdam, 1989
GREEN 2013: Green, Michael (vert. & red.), The Russian Symbolist Theatre. An Anthology of Plays and Critical Texts, Ardis, New York 2013.
KUSTERS 2014: Kusters, Wouter, Filosofie van de Waanzin, Lemniscaat, Rotterdam 2014
MORALES 2002 : Moralès, Gérald: La Poésie de Bernard Réquichot. De l’être à lettre, EFEdition, Paris 2002, ISBN 2-913786-13-8
MORALES 2010, Moralès, Gérald: L’écriture du réel. Pour une philosophie du sujet, Paris , Cerf, 2010, ISBN 978-2-204-09225-8
MURRAY 2014: Murray, Ros, Antonin Artaud, The Scum of the Soul, London, Palgrave Macmillan, 2014, ISBN 978–1–137–31057–6
OURY 1989, Oury, Création et schizophrénie, Paris, Gallimard 1989, ISBN 978-2-7186-0354-4
REQUICHOT 2002: Réquichot, Bernard: Écrits divers. Journal, lettres, textes épars, Faustus, poèmes, 1951-1961, Les Presses du réel, Dijon, 2002
VALERY I: Valery, Paul, Oeuvres Tome I, Hytier, Jean (ed.), Paris, Gallimard, 1957
VALERY II: Valery, Paul, Oeuvres Tome II, Hytier, Jean (ed.), Paris, Gallimard, 1960
~
copyright ‘ViLT //dagwerk van dirk vekemans’:
CC0 1.0 Universal (CC0 1.0) Public Domain Dedication
contact: dirkvekemans@yahoo.com
VOLG dirkvekemans.be
Vul je mailadres hieronder in en je krijgt elke dag het werk zo in je mailbox, gratis. jouw mailadres wordt verder niet gedeeld, gebruikt of anderszins bekend gemaakt. Met opzeglink in elke mail.
de
Neue Kathedrale des erotischen Elends
wil onafhankelijk blijven publiceren, zónder subsidie of commerciële sponsors
en dus ook zónder (al dan niet verdoken) exploitatie van gebruikersdata
en geheel vrij van reclame.
steun de NKdeE en de Vrije Lyriek
en koop een Radio Klebnikov CD op BANDCAMP:
Noten