Onhoudbaar gaat, door huid en handen heen.
het winterharde. Het had van tranen
delen leed bevroren waar zij in scheen,
haar kristallijne glans, vrij van wanen.
Lente, gescherpt door ’t afgedane,
snijdt, verwoest nu ziedend de aarde,
want diep steekt het ijs dat het bewaarde,
wordt flits door het stof van kathedralen,
is reine wens van het rechtgeaarde,
waanzin, ’t schichtig zwart in zonnestralen.
dv 2019 – asemische lezing van LAIS LXXXIX