uit de Poëtische Schetsen van William Blake
De klok sloeg één, de stille toren daverde;
Graven wierpen hun doden op; schoon Eleanor
Liep de kasteelpoort langs en keek binnen.
Een holle kreun ging door de nare kelders heen.
Zij liet een kreet, zonk neder op de treden
Haar bleke wangen* op de koude steen. Zieke
Doodsgeuren stegen op als uit een tombe,
En buiten het kelderzuchten is alles stil.
Kille dood heft op zijn hand, en zij herleeft;
Verbaasd bevindt zij zich al terug te been
En als een geest begint zij door nauwe gang
Te gaan, handen tastend op de koude muur.
Haar fantasie terug, denkt zij aan botten nu,
Grijnzende schedels, en de verderfelijke dood
in zijn kleed gehuld, en meent nu diep gezucht
te horen en ziet bleekzieke geesten glijden.
Geen fantasie maar realiteit, ten slotte,
Verwart haar. Een ruisen en het vluchten
Van een tred komt nader – Ellen stond
Standbeeldstom en van angst tot steen bevroren.
De miezer nadert, roept “Het is volbracht;
“Neem dit, en geef het aan wie gij’t geven wil;
“Het is mijn leven – geef het aan Eleanor:-
“Hij is dood en staat mij brullend na om bloed!”
“Neem dit” riep hij; en duwde een natte doek
In haar armen, ingewikkeld; en stoof
Voorbij, brullend: zij ontving bleke dood
In haar armen, en volgde op wieken van angst.
Vlot passeerden zij de buitenpoort; de miezer,
Brullend, sprong over de muur de gracht in,
Verstijfde in modder. Schoon Eleanor ging over de brug
En hoorde een sombere stem roepen “Is ’t volbracht?”
Als een hert gewond zo vloog Ellen over
De padenloze vlakte heen; als pijlen die vliegen
’s Nachts, zo vliegt vernietiging, en treft in donkerte.
Zij vluchtte van angst tot ze bij haar thuis kwam.
Haar meiden wachten haar op; ze valt op bed,
Dat bed van vreugd weleer, waar heur heer haar nam:
“Ach angst der vrouwen!” riep zij; “Ach, vervloekte hertog
“Ach, mijn lieve heer! ach, ellendig’ Eleanor!
“Mijn heer was als een bloem op ’t voorhoofd
“Van lustige Mei! Ach, leven, teer als een bloem!
“O afgrijslijke dood! haal weg uw wrede hand,
“Wilt gij uw lelijk voorhoofd dekken met die bloem?
“Mijn heer was als een ster, van d’ hoogste hemel
“Op aard gehaald door tover en kwaadwilligheid;
” Mijn heer was als de dag die d’ ogen opent
“wanneer de westenwind zacht kruipt over de bloemen.
“Maar hij verdonkerde; als de zomernoen,
“Bewolkte; gevallen als de statige boom, geveld;
“De hemeladem huisde in zijn bladeren.
“O Eleanor, zwakkelinge, vol verdriet!”
Zo gesproken hief zij op het hoofd
En zag bij haar de bloederige doek
Die zij in haar armen nam; en nu, tienmaal
Meer geschrokken, zag hoe ’t zich ontrolde.
Hoor ogen stonden star; ’t bebloede doek ontrolde
En toonde haar het zicht van ’t vermoorde hoofd
Van haar lieve heer, afgrijslijk bleek, goor
Met klonters bloed: het kreunde en het sprak:
“O Eleanor ik ben het hoofd van uw man**,
“Die sliep op stenen van de toren daar
“En daar door de vervloekte hertog vermoord!
“Een huurling maakte van mijn slaap de dood!
“O Eleanor, hoed je voor de vervloekte hertog
“O geef hem niet jouw hand nu dat ik dood ben:
“Hij wil uw liefde, die, de lafaard, in de nacht
“Een huurling huurde die mij heeft omgebracht.”
Zij zat verstijfd tot steen met koude leden doods
Zij hield het gore hoofd in d’ armen hoog;
Zij kuste het de bleke lippen; geen tranen liet zij nog;
Zij drukte ’t aan haar borst en kreunde voor het laatst.
* Veranderd in sommige kopieën naar ‘wang’
** In sommige kopieën met de pen veranderd naar ‘“O Eleanor, aanschouw het hoofd van uw man “
FAIR ELEANOR
The bell struck one and shook the silent tower;
The graves give up their dead: fair Eleanor
Walk’d by the castle-gate, and looked in:
A hollow groan ran thro’ the dreary vaults.
She shriek’d aloud, and sunk upon the steps,
On the cold stone her pale cheek. Sickly smells
Of death, issue as from a sepulchre,
And all is silent but the sighing vaults.
Chill death withdraws his hand, and she revives;
Amazed she finds herself upon her feet,
And, like a ghost, thro’ narrow passages
Walking, feeling the cold walls with her hands.
Fancy returns, and now she thinks of bones
And grinning skulls, and corruptible death
Wrapt in his shroud; and now fancies she hears
Deep sighs, and sees pale sickly ghosts gliding.
At length, no fancy, but reality
Distracts her. A rushing sound, and the feet
Of one that fled, approaches.—Ellen stood,
Like a dumb statue, froze to stone with fear.
The wretch approaches, crying, “The deed is done;
“Take this, and send it by whom thou wilt send;
“It is my life—send it to Eleanor:—
“He’s dead, and howling after me for blood!
“Take this,” he cried; and thrust into her arms
A wet napkin, wrapt about; then rush’d
Past, howling: she received into her arms
Pale death, and follow’d on the wings of fear.
They pass’d swift thro’ the outer gate; the wretch,
Howling, leap’d o’er the wall into the moat,
Stifling in mud. Fair Ellen pass’d the bridge,
And heard a gloomy voice cry, “Is it done?”
As the deer wounded Ellen flew over
The pathless plain; as the arrows that fly
By night; destruction flies, and strikes in darkness.
She fled from fear, till at her house arrived.
Her maids await her; on her bed she falls,
That bed of joy where erst her lord hath press’d:
” Ah, woman’s fear! ” she cried, ” Ah, cursed duke!
” Ah, my dear lord! ah, wretched Eleanor!
” My lord was like a flower upon the brows
” Of lusty May! Ah, life as frail as flower!
” O ghastly death! withdraw thy cruel hand,
” Seek’st thou that flower to deck thy horrid temples?
” My lord was like a star in highest heaven
” Drawn down to earth by spells and wickedness;
” My lord was like the opening eyes of day,
” When western winds creep softly o’er the flowers.
” But he is darken’d; like the summer’s noon
” Clouded; fall’n like the stately tree, cut down;
” The breath of heaven dwelt among his leaves.
” O Eleanor, weak woman, fill’d with woe!”
Thus having spoke, she raised up her head,
And saw the bloody napkin by her side,
Which in her arms she brought; and how, tenfold
More terrified, saw it unfold itself.
Her eyes were fix’d; the bloody cloth unfolds,
Disclosing to her sight the murder’d head
Of her dear lord, all ghastly pale, clotted
With gory blood; it groan’d, and thus it spake:
“O Eleanor, behold thy husband’s head
“Who, sleeping on the stones of yonder tower,
“Was ‘reft of life by the accursed duke!
“A hired villain turn’d my sleep to death!
“O Eleanor, beware the cursed duke,
“O give not him thy hand, now I am dead;
“He seeks thy love; who, coward, in the night,
“Hired a villain to bereave my life.”
She sat with dead cold limbs, stiflen’d to stone;
She took the gory head up in her arms;
She kiss’d the pale lips; she had no tears to shed;
She hugg’d it to her breast, and groan’d her last.
- lees meer van William Blake op deze site
- uit de ‘Poetische Schetsen’
- alle Blake-vertalingen en -bewerkingen in één Word-document: BLAKE.docx