Ik hou niet van je, ruik
je haren, voel je huid
de hele dag, dus hou
vannacht je benen stil,
je mondje dicht, terwijl
ik graaf en schraap en ril.
Ik ben nog nooit zo niet
verliefd geweest als nu op
jou, maar nu je naam nog
zwart geblokt mijn kop
naar jou vertekend heeft,
nu duizel ik en fluister :
ontreddering om haar,
afwezigheid in jou.
1995, uit ‘101 Eigentijdse Aanroepingen van de Muze’