I (1396)
Com turtre suis sanz per toute seulete
Et com brebis sanz pastour esgarée;
Car par la mort fus jadis separée
De mon doulz per, qu’a toute heure regrette.
Il a sept ans que le perdi, lassette,
Mieulx me vaulsist estre lors enterrée!
Com turtre suis sans per toute seulete.
Car depuis lors en dueil et en suffrete
Et en meschief trés grief suis demourée,
Ne n’ay espoir, tant com j’aré durée,
D’avoir soulas qui en joye me mette;
Com turtre suis sans per toute seulete.
Zonder vader als een duif ben ik gans alleen
Zonder herder als een ooi dwaal ik rond
Want de dood brak uiteen wat ons verbond
Elk uur heb ik spijt sinds mijn vader verdween.
‘t Is zeven jaar heilaas sinds hij ging heen
‘k Ware beter begraven toen in de grond
Zonder vader als een duif ben ik gans alleen.
In leed en in rouw vertoef ik sinds die stond’
En er is alleen zwaar malheur om mij heen
En geen hoop is er ooit dat ik hier vond
Troost die maakt dat ik vreugde hervond;
Zonder vader als een duif ben ik gans alleen.
III
Je suis vesve, seulete et noir vestue,
A triste vis simplement affulée;
En grant courroux et maniere adoulée
Porte le dueil trés amer qui me tue.
Et bien est droit que soye rabatue,
Pleine de plour et petit enparlée;
Je suis vesve, seulete et noir vestue.
Puis qu’ay perdu cil par qui ramenteue
M’est la doulour, dont je suis affolée,
Tous mes bons jours et ma joye est alée,
En dur estat ma fortune embatue;
Je suis vesve, seulete et noir vestue.
Ik ben een weef, alleen en zwart gekleed
Een triest zicht eenvoudig aangestoken;
In groot verdriet en tristesse verdoken
Draag ik de dodende last van mijn leed.
En ‘t is goed recht dat ‘k mij verslagen weet
Vol van tranen en weinig aangesproken
Ik ben een weef, alleen en zwart gekleed.
Want ik verloor hem en ‘t doet mij wenen
Met pijn te denken aan hem doet mij leed
De goede dagen en mijn vreugd zijn henen
Mijn fortuin is een leed, hard als de stenen
Ik ben een weef, alleen en zwart gekleed.
vert. dv