Het licht versnelt, de zee verstijft een tel,
einde komt er alom aan het deinen;
en het, daar? ’t licht bereikt er nooit zijn vel:
weg is het van ons en tijd en zijn en
toch staat daar die schim van ‘t zijn te dreinen
om herhaling nog, te lezen heden,
terwijl ‘t zijne is al lang verleden.
Nu raast u, lezer, door de taal die weeft,
en uw honger voedt zinledigheden.
Hoe wreed dit uur dat het verkregen heeft!
Categorieën