barst we regelen het
benoemen het als het maar in der minne:
het heft mij op als zon en jij wordt een naam
(ook al strijkt er af toe een vogel neer)
een strandenloos glanzende pingoruïne,
honderden lettergrepen op zoek naar hun zinnen
klanken in monden die niet weten hoe te beginnen
het drentelende zwerven van een vuilzak in het zwinne
geanimeerde muzetekeningen met vage vegen van kinnesinne
(het hoòrt nu ook al de dames van de straat hem nakijken)
in de bijeengeschraapte woordenschat der dagbladen
leg je het dan best geduldig uit dat het dus dan maar nu eens
een ander leven moet (gaan) beginnen
(het heeft daarvoor gebeld, men nam niet op, er,
en bovendien heeft het geen centen, van verdriet
ligt alles wel hier ja wat wil je de t-shirts, de lakens, de jekkers…)
(het wordt erg).
(als mijn ma belt hang je haar maar op)