Een van meer voorname functies binnen het geheel van de NKdeE-programmatuur is de aanmaak van programma’s die kunnen bijdragen tot het ‘verwezenlijken van het onmogelijke’.
Maar voor we tot het onmogelijke komen moeten we eerst ff een eitje pellen met dat woord ‘verwezenlijken’. Dat zullen we hier en nu doen. Lepeltje : lepel!
De gangbare betekenis van ‘verwezenlijken’ is bijna dezelfde als die van ‘realiseren’ maar zoals zovele woorden in onze prachtige Nederlandse taal kan je het eeuwenoude vernis op deze sublieme vertaling van het scholastieke potjeslatijn er ewa afkrabben en dan komt de Ware Worm van de natte al te Lage Landen weer vrij. De onvatbare Worm van het Gebeuren was ditmaal ingelegd in de beweging die hij maakte in afschuw weg van de kerker van het Zijn naar het wezen waar hij dan pardoes gefixeerd werd in het monstrum ‘wezenlijk’: gelijk een wezen. Het rook wat muf naar lijk, dat vond ook de als immer slecht betaalde vertaler van dienst maar bon, soit, het weze zo: het God’s heelal was pas volledig met deze nieuwbakken wezenlijkheden!
Nu het meest ongelooflijke aan dat aldus gefixeerde woord ‘wezenlijk’ is dat je het niet of ternauwernood kan gebruiken zonder een extra scheutje ‘zijn’.
Probeer het maar ‘s. Verzin een zin met ‘wezenlijk’ zonder toegevoegde ‘is’ of andere vorm van het werkwoord ‘zijn’.
Niet simpel è? Ik vond er niet dadelijk één, maar ik ben maar een dom dichtertje dus pleur de voorbeelden maar in de comments…
Dat heeft te maken, durf ik hier zomaar te stellen, met de onvermijdelijke pleonastische structuur van het Zijn zelf, hoe wij dat denken.
Het zijn komt pas met het zijn van het zijn tot zijn waarheid. Het zijn moet zijn of het is niet. Iets is pas wezenlijk als het wezenlijk is.
Als je bovenstaande drie zinnen enkele keren durft luidop lezen hoor je letterlijk het zijn gebeuren en daarmee zichzelf ontkennen, maar ja, dan moet je daar naar willen luisteren è, en het Zijn luistert niet, het zijn is: het is wat het is, zegt het Zijn .
Maar het is pas in toegepaste vorm dat het Zijn werkelijk haar kwaadaardige karakter toont. Bijvoorbeeld.
“De Liefde zeg je? Wacht ik zal jou wel ’s zeggen wat de Liefde is…de Liefde is ” en dan volgen menige andere woorden die totaal anders gebeuren dan hoe de Liefde gebeurt. Want zodra je woorden verbindt met het Zijn slorpt het onvermijdelijke pleonasme van het Zijn alles op en het enige wat rest is wat er is. Wat is de Liefde dan? Seg, hoort gij mij niet mss: het is wat het is è…
En van daaruit begint het Zijn dan al het gebeuren rond zich te vermoorden, te offeren aan de almacht van het Zijn, dat uiteraard ook enkel maar God kan zijn, of Iemand Anders die Het Zijn in Zich heeft.
Olla vogola! Doe die vernis er maar gauw terug op, of de Worm kruipt weer!
De eerste stap in de Neo-Kathedraalse ‘verwezenlijking van het onmogelijke’ is derhalve de sanering van die functie. We ontdoen ze van haar infectie met het Zijn, we de-ontologiseren haar. Voortaan noemen we deze functie het ‘Verwijzen van het Onmogelijke’. Al die wezen en die lijken gooien we ergens onder de dijk en we gaan voortaan het Onmogelijke Verwijzen (ja ik gebruik hoofdletters voor functies, in Java doet men dat ook, sorry è).
Verwijzen naar waar dan? Ah wat dacht u? Naar het Verleden natuurlijk, parbleu!