rot. toen het nog maar plan was, verschoof het al –
march in paris, toeterde de belazerde sax –
en nu: de lijnen lijken aan geen vlakken
meer te lijmen, de punten dwalen en het dwalen
vormt de vormen om tot brij. in het karkas
dat rest van jou en mij, van mij in de jij-vogel,
van jou in het wij-dier, van ons in de door
onze angsten opengespalkte razernij,
spelen de maden theater,
spelen de wormen cinema,
valt de stroom uit met een doffe plof.