3.
De jongen lacht, de ogen
rusten in zijn lachen en het lied
is zacht. De meiden kliederen
met losse kronkels een verhaal
dwars doorheen de doodslijn
in het leven. Zij zien,
zij zien wat het niet ziet: het lijf
dat flakkert in de strakke loop
van de ontkenning, zijn ‘wij’
dat er geen is.