Eens, in de ochtend van de a,
wil ik haar avond kunnen raken
en in gedachten ook haar nacht:
de a is waar een lage maan
aarzelt boven de akkoorden
schoonheid en geborrel van
riolen. o en de i
wou ik graag in u ontloken zien
tot jou zodat wij dansen kunnen,
blij met ons getij in het gelijke.
Of laat, als jij niet wil, de i in u
uitdeinen tot een rein geluid
dat het buiten in ons binnen sluit.
De e verhef ik ooit nog wel
met kussen tot de eerste keuze
van jouw ademhalen: zonder
aanvang raakt men immers nooit
tot in het eeuwige van eens.
[teksten in de categorie ‘debuut’ verschijnen voor het eerst op deze blog]