verjaagt het aangebrachte niet –
bij hoogtij de invloed op het zand dat
met eendere slag in het verwante waaien,
het willoze van de wind, op
de landtong zo zalvend legt het lot
van mensenkind of ouderpaar
van eenheid en verstrooiing
dat alles in jouw lussen struikelt, valt
en huilend al op jouw verrekte
huilen kletst –
verjaagt niet het aangebrachte,
de inbreng der zeeën
in het breekbeeld alg, de zwaar
gegronde steen, jouw wildst
verscheurde stilte?
troost kan ik enkel bieden
zwijgend bij de onbekende
die ik voor je werd:
ik lees de jaren uit
tot ik er ben en wij
elkaar het schrijven
toch vergeven.