er zit een natte steen in hem,
een kei waarop de tijd nog vonkt,
maar alles dooft op of naast de steen
in de onmetelijkheid van zijn leegte
dit is de herfst die niemand ooit bezong
dit is het lied dat niemand horen wil
dit is de afkeer die afkerig maakt
dit is verlangen dat verlangen haat
elke dag is eender
elke dag is weer een dag nadien
wat er nog rest is de steen, de leegte,
en verder ook wat kinderlijk geween
dit is de herfst die niemand ooit bezong
dit is het lied dat niemand horen wil
dit is de afkeer die afkerig maakt
dit is verlangen dat verlangen haat
de steen is droog
de man is dood
het lied is uit