Myrthetelgen …, Der welcker bloeysel smett’ met reuck aen allen enden. Den asem van de lucht,
HOOFT, Ged. 1, 115
K: u is voetvolk in de hel van K.
L: u is, zo krijst de ziel van L.
ik, niet.
A: jij droomt jezelf al vallende een schreeuw van A.
N: zwermen spreeuwen strijken neer op kersenbomen N.
K: kirsch zeikt uit haar mond. het is de vloer, de grens is een smet, K.
E: zij klampen zich vast aan de verschroeide takken van E.
N: ik word uit het zicht gekeerd, halfrotte
bloesem van het gevreesde N.
inputtekst 10/06/09 (zie aldaar)