in het station
is de brede trap
naar de tunnel naar de sporen
nog met een deur gescheiden
van de wachtruimte
de treinen zijn
plaatjes van aluminium
geschikt op het uithangbord
ik doe alsof ik
op mijn makker wacht
maar ik wacht op jouw gezicht
tussen de klimmende vlekken jas
en boekentas die naar de deur toestormen
ik wrijf en adem op het raam en wrijf
om toch maar jou te zien
het erge is niet
erg voor mij en ook niet voor jou
in het bijzonder
maar dat het hier was toch
dat het licht begon te trillen in je lach
dat het zingen in je ogen klaterde
en dat je haar zo heel gewoon
tot net niet op je naakte schouder viel
het ogenblik is toen aan ons
voorbij gegaan