jouw handen helaas kon ik niet achterlaten. jouw vingers
strelen mij de nek als burundese regen en uit mijn droom
trekken ze meedogenloos de stoppen op ’t verlangen.
herinnering gutst dan in vlagen uit mijn beven. wenend
word ik wakker en ik ween omdat ik wakker word. krekels
zetten vogels naast de schoten in de verte en van de moskee
zet in een klagerige gebedenzang. zij snoeren tanganika vast
en willen van de wereld net als jij het einde zien en daarna pas
de tijden tot een plaats vervoegen waar het goede goed en het
kwade kwaad mag zijn. maar niets daarvan bestaat. de wereld
draagt ons in een diep geborgen bel en in het wiebelende vel
daarvan zien wij enkel onze eigen hel. het schone spiegelt
zich alleen in ogen van hen die in elkaar het schone zien.
wat is er hier toch dat ik ons van daar tot hier verjaagde?
dv, Bujumbura, Burundi 24/04/2009 @6:33