men zegt dat in de oude oden waarvan je soms nog flarden opvangt in het seniele gejammer van de dementerende oudjes die door hun nakomelingen tegen hun wil zijn meegebracht uit de meest onherbergzame gebieden waar het leven ondertussen geheel onmogelijk is geworden, men zegt dat daarin haar naam wel eens opduikt.
met de meest geavanceerde middelen hebben we alle beschikbare informatie, de meest minuscule resten van semantische samenhang op ontelbare wijzen met elkaar in verband pogen te brengen om tot deze reconstructie te komen, zodat we nu toch met enige zekerheid kunnen stellen dat het oorspronkelijke lied ongeveer als volgt moet hebben geklonken:
haar glijden is het glijden van een kano laag door het riet halmen tokken tegen het hout en *gloed van verhevenheid glijdend over diepte de zwarte koude waarin Nereïden zwemmen lonkt naar de maan en rimpelt afgrijzen in ringen een gans vliegt op boven een gordijn van hoge (luchtige?) druppels een uil laat zijn kroost weten dat het voedsel reeds gezien is zoals wanneer je je een droom probeert te herinneren en elke herinnering verder verwijderd is van de herinnering van hoe het was in je droom daarnet nog zo zacht en helder en alles doordringend klinkt het zingen van Laïs bij haar glijden dat het glijden is van een kano laag door het riet in de *gloed van verhevenheid glijdend over diepte
*de hand van de luitspeler dient zich hier quasi tegennatuurlijk te krommen om de onmogelijke greep op de snaren tot een klinken te brengen
dv 2018 – photoshop (op basis van gescande pastelschets)