Categorieën
asemic reading asemisch Kathedraalse Leer La Vie Sexuelle de Charles Baudelaire lyriek

over ‘La Vie Sexuelle…’

Het kan, op een onverhoeds moment, misschien verbazing wekken dat enerzijds alle takken van het alom florerende kunstbedrijf zich genoeglijk bedienen van de geneugten en voordelen van de hedendaagse informatietechnologie en dat zij zelfs pogen al de nieuwe mogelijkheden daarvan optimaal te integreren in hun praktijk om zich niet langer als Grote Kunst maar nu als Grote Digitale Kunst verkocht te krijgen, een soort plusmama in het nieuw samengestelde gezin van de commercie en de cultuur, maar dat anderzijds het schrijven, en in het algemeen wat zich onder het tegen afdoende betaling vrijelijk verstrekte en zich verder op ondoorgrondelijke criteria beroepende label van de ‘Literatuur’ om de gunsten van de fel belaagde consument aanbiedt, dat die kunstbedrijfstak zich als enige vooralsnog nergens lijkt te bedienen van wat toch een algemeen erkende vorm van Vooruitgang is en zich voordoet als geheel onaangeroerd door  alle technologische vernieuwingen.

Het schrijven zou nog steeds het aloude vertrouwde authentieke Schrijven zijn, een moeizaam bevochten Meesterschap dat door intense cultivatie van een hoogst mysterieus fenomeen genaamd ‘schrijftalent’ verworven werd door de unieke Schrijver, een haast onwereldlijk Genie dat zich enkel met de Grootsten der Aarde hoeft te meten, zozeer buiten Kijf staat zijn voornoemde Talent. En al zeker buiten de Keffers die niet door de marketingsgestuurde stofzuigers van de mediaconcerns zijn opgevist om als Manusje van dienst te figureren dat de door hen vakkundig ge-exploiteerde Gouden Pen mag vasthouden voor op de foto’s en de filmpjes op You Tube.

Evenwel, correctie, ik hoor het u zelf al denken,  het moet zijn: haar talent, want sinds kort zijn de Hevig Getalenteerden om weeral diezelfde mysterieuze Redenen statistisch niet langer onder de lelijke venten van 50 en ouder te vinden, maar vooral en eerder onder de bloedmooie meiden tot 30 (na deze leeftijd bereikt te hebben stromen de dames probleemloos door naar het Bekende Personencircuit waar zij enkel om de vijf jaar nog ’s een zoveelste Meesterwerk moeten (laten) publiceren om zo hun BP-status te bestendigen).

Maar goed, in deze Grote Koenstbedrijvigheid zou er nagenoeg niksnadazilch sprake zijn van enige verandering in de schrijfpraktijk onder invloed van het IT-fenomeen. Net zo min als dat, zoals collega Benders ook al vast kon stellen, commerciële belangen ook maar Iets zouden te maken kùnnen hebben met het al dan niet publiekelijk verstrekken van het label ‘Literair’. Geen Sprake Van!

Ondertussen zit sinds de tijd dat Wordperfect nog de industry standard onder de tekstprocessoren was natuurlijk elk geil naar de aanstormende dames uitkijkende heerschap dat met de commando’s cut en paste ietwat uit de voeten kon  zich een pleuris te samplen om toch maar iets leesbaars, oh sorry: verkoopbaars aan de allengs minder happige uitgevers te slijten. Die uitgevers leggen ondertussen jaar na jaar meer en meer gedetailleerd de ‘formats’ van de aan te leveren schrijverij vast en verwijzen kandidaten gaarne door naar de vele workshops waar de reeds productiebekwame exemplaren mogen gaan bekomen van het extreem lage aandeel in de winst dat hen van het geleverde vertaal- of schrijfwerk werd aangeboden, take it of de hoepel.

De mythe evenwel, de grote mythe van het ‘Schrijverschap’ waarbij niets dan Talent en Meesterschap aan te pas kwam, die moest uiteraard ten alle prijzen worden in stand gehouden. De mythe van het auteurschap was immers de voornaamste ROI-garantie van het zich aanschaffen van het literatuurlabel door de alsmaar gehaaider wordende uitgevers. De boekjes zelve ondertussen worden alsmaar minder tijdsbestendig, niet enkel onverkrijgbaar na een maand of twee maar ook letterlijk: durf ze niet echt ook ’s te gaan lezen of het low-budget geprinte spul valt moegebladerd en uiteengereten ter aarde…

De overheden wouden en willen die arme uitgevertjes bij hun ROI-zorgen anders maar al te graag bijstaan, dat was immers goed voor het hoog in het politieke vaandel gedragen gemeengoed van de Culturele Industrie, die Participatief was en Vrij! Mijn gedacht!

Zo schiet het Vlaamse Fonds voor de Letteren bij het opstellen van hun auteurslijsten nog steevast de financieel  belanghebbenden te hulp door ieder die niet bij een der aangesloten bedrijven heeft ‘gepubliceerd’ ( lees: zijn/haar lijf, leden en al dan niet vakkundig neergepote gedachten ter exploitatie aan desbetreffende firma heeft aangeboden), er niet moet op rekenen om in hun ‘auteurslijst’ te worden opgenomen en zo aanspraak te kunnen maken op subsidie bij het zich als auteur aan het publiek voor lezingen e.d. aan te bieden. Het criterium voor (literair) auteurschap is dus het criterium voor (literair) auteurschap zoals dat als dusdanig wordt verkocht bij volgende bedrijven…aja want die betalen daarvoor jaarlijks hun lidgeld bij de ‘boekenclub’.

In Vlaanderen winden ze er dus geen doekjes om: als het niet commercieel is, is het voor het VFL ook geen literatuur. Het is wat het is è, simpele selder!

***

Bon, soit en inderdaad: laat het maar zijn wat het was. Ik kies voor wat het kan worden nog en schrijf sinds 1996 in weerwil van die ‘stand van zaken’ en ook wel om die zakelijke stand in een wat breder kader transparant te maken en tegen het licht van de geschiedenis te houden aan gratis online raadpleegbaar spul zoals het programma genaamd ‘La Vie Sexuelle de Charles Baudelaire’. Want voor de distributie van sinds jaar en dag gemarginaliseerde teksten zoals wat aansluiting zoekt bij de literaire traditie hoef je niksnadazilch nog te betalen, dat kan zomaar, hier op internet.

De vraag die ik met mijn sinds 1998 lopende praktijk van de online-schrijverij, een nu toch al 20 jaar volgehouden vorm van exemplarisch activisme,  poog te beantwoorden is niet waarom ge online zou schrijven. Ik wil helemaal geen vragen beantwoorden, ik stel ze liever zo goed mogelijk, en dan straks nog wat beter en duidelijker, want alleen met goede vragen komen we een stap verder weg van de immer opdoemende ondergang. Ik stel die vragen eerst aan mijzelf en dan pas aan de anderen, ik wil niemand persè embeteren è, alleen maar als het echt niet anders kan.

Dè vraag die mijn ‘voorbeeldige’ praktijk natuurlijk en na twintig jaar bijna schreeuwerig stelt is waarom doen de anderen het ook niet. Maar dat zijn mijn zaken niet è, dat is niet mijn probleem. Ondertussen genereert mijn volgehouden praktijk wel met vaak alles behalve ‘simpele’ of populistische inhoud regelmatig een pak meer lezers dan eender welke ‘normaal’ gepubliceerde ‘bundel’. En vind ik, ik mag daar alleen in zijn, ik wet het niet want men zwijgt overal rond mij in alle talen, vind ik dat ik er in slaag om op geheel vrijblijvende wijze (“ge zou bv. dit kunnen doen’) heel erg relevante dingen naar voren te schuiven als het gaat om mogelijke invullingen van de online-schrijverij. De idee dat iedereen auteur is en dat lezen en schrijven twee modaliteiten zijn van een en dezelfde activiteit is een van de inzichten die je enkel online kan verwerven, waar de share cultuur toch nog wat naspartelt na de het uitzetten van de rigide exploitatienetten van de ‘sociale’ netwerkapps.

Men noemt mij ‘radicaal’ maar wat is er in hemelsnaam radicaal aan het pogen hedendaagse techniek te verzoenen met hedendaagse concepten rond auteurschap?
Soit, slaapt maar voort, denk ik dan.

Die ‘La Vie…’ zoals ik het kortweg ben beginnen noemen, wel het is letterlijk een schrijfprogramma zoals heel mijn Neue Kathedrale des erotischen Elends een programma is, dat een gecodeerde handelingverloop dat  haar eigen algoritmen volgt en verder doorloopt, zich poogt uit de drukken in eender welk expressieveld dat het in haar loop ontmoet en dat zulke ‘expressievelden’ poogt te populeren met ‘offspring’, levensvatbaar nageslacht in de vorm van afgesplitste programma’s,  verder autonoom doorlopende routines en zelfs onverholen haar omgeving wil besmetten door de doelbewuste distributie van virale packages die andere agent-auteurs kunnen besmetten met haar eigen ‘praktijk’ of tenminste enkele ‘Klassen’ daarvan. Ik poog daarbij bewust het onderscheid tussen een machinale agent en een humane auteur te laten vervagen in de autonomie van het algoritme, omdat die grens in mijn wereldje op dit ogenblik het meest interessante breukvlak is waardoor het vernietigende magma van het Reële opspuit en onze fantasietjes en reducerende ficties verpulvert: dat is waar in mijn ogen de actie is, dezer dagen, maar in die overtuiging ben ik natuurlijk ook maar het kindje van mijn tijd, geheel tandeloos ondertussen terug en nog immer zonder glazen bol, dedju!

Ziet ge, mijn schrijfpraktijk is een echte praktijk, onverkoopbaar en onafscheidelijk aan mijn persoontje gelinkt, dus als ik die verlies dan heb ik niks meer, dus ik verdedig die praktijk letterlijk met mijn leven want, o wonder:  die praktijk ontkent niet de verworvenheden van het digitale tijdperk of de informatietechnologie, die praktijk IS een deel van die technologie en die situatie waarin al het menselijke zich bevindt en  als een echte codewerker (een concept van de onvolprezen Alan Sondheim) gebruik ik mijn lopende code bij mijn doorgedreven onderzoek naar de hedendaagse functies en mogelijkheden van het aloude concept ‘Auteur’, omdat ik geloof dat zulk een fundamenteel onderzoek waarbij je alles op het spel zet de enige vorm van hedendaags schrijverschap is waarin enige zin te ontwaren zou kunnen zijn, en omdat ik onnoemelijk triest word om te moeten meemaken en zien hoe erg het gesteld is met wat ooit de zo glorieuze gedeelde praktijk van het Schrijven was in onze contreien en daarbuiten, want wat ik in mijn jeugd las en bewonderde was geschreven met net die ingesteldheid en sprak in elke bewaarde letter die gedrevenheid uit.

Maar goed, zoiets moogt ge blijkbaar zelfs niet luidop meer denken want het is wat het is è…KMK en KMP, begot, niets zal nog zijn wat het was, ooit. Soit.

Morgen  29/08/2018  om 02:03 verschijnt van dat programma alvast de uitdraai van de ‘advertentie’, een soort aankondigende manifest-editie van de routine die het in de volgende zes tekstfragmenten ‘denkt’ te gaan doorlopen, enfin ‘denkt’ omdat ik het zo al geprogrammeerd heb. Deze keer mengt het enten gesneden uit het tekstcorpussen van de ‘Tableaux Parisiens’ uit ‘Les Fleurs du Mal’ en van ‘Le Spleen de Paris’ met stukskens van een gedicht van godbetert Georg Trakl en wordt het in het simultaan lopende afbeeldingsprogramma datAsemic readings’ van de teksten produceert bijgestaan met o.m. plaksels gesneden uit een handboek voor geestelijke gezondheidszorg uit de jaren ’50 en ‘blote madammen’ geaquarelleerd met boerewormenkruidextract, een zelf gefabriceerde bio-kleurstof die wat op bister lijkt maar stroever is en meer kleurvast (en vliegen verjaagt in plaats van aantrekt want als ge met bister bezig zijt komen de vliegen ervan eten, echt waar!)

Ik zal het eerste prentje er hier al bijdoen, dan moet ge morgen maar denken ‘eh tiens dat ken ik precies van ergens’ en d’r ’s op klikken om het te ‘checken’…

Allez Vooruit!

LVdCB_ad04

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.