Bezocht. Ter staving spaart
mijn hand het wit op dit
vergelende blad :
het krult en maakt zijn klank
tot wet bij het kraken
van een vingerbot.
Een golem tokkelt nu
zijn lust om steels een knop
tot moes te knijpen :
klink en kerf dan mij, o lier,
de zwartst versteende bloei
van rozen op het hoofd en klik
dit zonneleven alsnog
ondertonig vast.
uit ‘Spelen dat het Donker Wordt’ (1995-1999/ rev. 2018-2019)