Bezoek je een stad, verwordt ze
voor je ogen, verheft zich
en midden de werf is ze al
jij met je kind en zij met je kind
en wij met je kind, kortom
de hele etage van het plein
zodanig zonnig lachend vergeten,
dat de treinen al vertrokken zijn
in de bel waar je stond
de stad te bezoeken,
alsof het onmiskenbaar was
dat je haar al miste
voor ze je vergat
op het genoemde plein,
dat je het je nooit zou vergeven
haar lach te vergeten.
uit ‘Spelen dat het Donker Wordt’ (1995-1999/ rev. 2018-2019)
dv 2018 – “asemic essay on the futility of human endeavour’ – bister & crayon, A4 – €25