ik geloof in engelen het vlagen van schoonheid in iedereen
een draadje met nog wat bloed er aan dat verleidelijk
bengelt een golf van opwinding door een koor kinderen
het gevoel dat het nog kan op de gladheid van straten
nadat alles is ondergelopen een lichte trilling in slijk
de wegdeemsterende tinteling in lippen nadat ze mij
hebben afgerond tongen die van hun woord afslibberen
de wetenschap dat het geil je al uitvalt als ik je nog maar
nawijs de duiven die geduldig op hun lantaarnpost wachten
tot mijn gal zich met het straatbeeld kan verzoenen het vel
dat ik voor jou inzeep de stilstand die ik teweegbreng in jou
door jou toe te laten te beweren dat die man dat monster
terwijl iedereen en vooral jij weet dat jij het bent die staat
te vingerbibberen en te krijsen van doodt doodt doodt
(damn weer strepen op die scanner, ik koop nooit geen canon meer, diene prul gaat te rap kapot)