de mond verloor de lippen eerst en dan de opening.
van armen vielen af de handen, zij verstramden.
de huid verschoof in plakken op de rug. de hals lag
open en van de schedel was het vel half afgevreten.
dan, het hart huisde als een honkbal in de handschoen
van de ribbenkast. gal galmde. wij waren mooie, brave
kinderen, wij hebben al de ons vertoonde wegen
volhardend afgelopen. zelfbewust deden wij alles wat wij
konden. daar, de combi’s komen, ik kan maar beter gaan.