nu het naderen van nul
staat op de agenda al het
getier vervalt tot bot
gekraak. de hemel zal,
breekt, de hemel brak.
bij een late windhoos een
knieschijf schuift zwart
op de grond, rondt half
de vraag waarom en stopt.
stil tot stof rondom
bleekt het rondom.
een vloedgolf ratten
nog eer water watervlakt.
onaanvaardbaar ook
dit laatste vlot. het slokt.