kom mijn lief en laat mij strelen
de gouden gloed van heel jouw huid;
laat mij likken van jouw lippen
wijl ik in een bol van dolle haren snuif
henna uit de tuin van engedi;
laat mij liefde op de tong doen kraken
openaaien tot saronkrokus in kroepoek:
wij mensen zijn slechts roombeslag
het opgeklopte eiwit zelfbesef
zandpaleis en spiegeldroom
van een kinderlijke moordenaar,
verval in snelle golven, feest van bruisen
in de vreugdespasmen van de eeuwigheid,
grillig zijnstuig, grotesk en olijk speelgewas
voorbestemd voor de vergetelheid.