in warrel van as rijgt
zijn stem haar filigraan.
een kinderschreeuw mondt
uit in bloedbellen, spat.
boven de tafelen rijst
de lijvenverzwelger,
verzwelgt naakte lijven
fris van angst, okerdijen
bibberen, schedels buigen,
liefde barst op de lippen.
het woordelijk mogelijke
bezwijkt voldaan tot stof:
“ik dwarrel in de groeve
van de lineaire tijd
kras mij in je ogen
en je hebt je ogen
van jezelf bevrijd”