Vrijheid van eindnoot zoemt op de kabels
in de bekabelde velden. Orde. Opschietend
onkruid recht zich aan scheefzakpijpen.
Zinkt in het zomp hoe toen deinden
de tonen oneindig door luchten.
Gulpt hoe toen spraken in vuurspil af
en aan de bakens van het rode der lusten!
Hier het meedogenloze weigeren pal te heersen staat,
het niet-klepperen van kleppen & het zingen daarbij
van veeleer kleurige wasem dat de kleppen
niet klinken inderdaad inderdad
indrdaad indrdd ndrdrd ddd rd n
en het fluitende vage dat afrondt,
het ketelgestrekte dat met de bitse
verfluimde
[…]
bij een dertigtal
opfladderende duiven
en o de verrukking
bij het gebeuren
en wee de eeuwige spijt
bij de derde kraai, de vierde
het splijten geheel van de
moederkorst modder
en de inval dan van slijk, sloom
in het hikdier,
dit ik hier.