jij: open op de vouw in jouw waarheid
ik: een dwarslijn op sssst. dadam
dadam dadam dadam dat is de dam de
speeltreinkop woOôuuu uUUUUUT!
koude wind / rechthoek van wit / het pellicule-eindje
klettert los op de spoel / schaduw van een klant die
opstaat, de zaal verlaat / lege zaal / zwart van het plafond
komen los de kladden wriemelende maden
zij zegt: pas mij aan als een verloopring
steek je in mij als in een wee-je-gebeente
wriemel in mij, met ijzerdraadkrullen als vingers
lik, bijt, ruk, duw, reken het uit, karteer je tellen
op het bewegen, ritmeer mij
stoffeer mijn wiebelende bekken, mijn bukken
met krabscharen op nat zand, krijsmeeuwen, golfbreuk
veranker jouw graaien, ritmeer, ja
ritmeer mij
“let op ik ben wie ik ben ik ben een witte golf
hitte ik bruis tot je kookt je hersens vergeten
te denken tot de daver je brein verteert”
—//
[alles moet ik hem leren]