wij, wij lagen wak te duren, het weefsel in ons weefsel
als een kanker bij het weven ingewreven. de vloedgolf
wemelende larven vrat ons bloot. aan de einder rode
vegen van ons die de luchten besmeurden, het vage
in novemberlicht, de opwaaiende bladeren een werveling
die de pestilente winden zichtbaar maakte. aldus het nu
verankert zich in de beweging eerst: de geest implodeert,
de eenhoorn stijft op tot een gevleugelde penis te paard,
de vrouw van het lijden draagt aan het lijden haar lijdensweg op,
de puist van het ik in de breinen barst uit in een zwerm kraaien.
dan, de zintuigen verlagen de waarnemingsdrempels tot nul,
het zien beperkt het zicht tot zien, de klank tot een bleep
in een golf, de geuren vergrijzen tot wit, wat je aanraakt
dreigt jou aan te raken, hou maar beter je mond jij jongetje
wij, wij lagen wak te duren, het weefsel in ons weefsel
als een kanker bij het weven ingewreven. de vloedgolf
wemelende larven vrat ons bloot. aan de einder rode
vegen van ons die de luchten besmeurden, het vage
[…]