wanneer u in pek en teer onze nummers en letters tot grijs plet,
te smelten legt, bedenk dan dat het ons een verlossing was … u zal
ons evenwel moeten … dit … het weefsel, het spel hapert. meneer
ik met zijn mijns inziens. het lijk schuift langzaam van de wanden af.
handen. de boom kromt de lucht in haar takken, de boom licht
een lijn zachtjes uit de kromme lucht, de zon slaat in als een obus,
de boom klapt toe, de hunkerende ijzerlippen van het kind in de helm
klappen toe. o dat ik u nog knijpen kon. ik, van het zijn af. de olie.
de rest is. god sta ons bij: er resten ons inderdaad enkele restanten.
de dood Kil met zijn doodsjekkertje aan knoopt het doodsjekkertje
open knoop per knoop. en, Kil? wel? wat zie je? ik kom, sergeant.
je ziet de zwarte wilgen knappen, de snoeren springen, je hoort
jezelf denken laat mij dit nu maar eens niet ontcijferen. tel de letters.
geen Er is nog brug. de weg Altijd klapt in. olie doet de wanden glanzen.
wanneer u in pek en teer onze nummers en letters tot grijs plet,
te smelten legt, bedenk dan dat het ons een verlossing was … u zal
ons evenwel moeten … dit … het weefsel, het spel hapert. meneer
ik met zijn mijns inziens. het lijk schuift langzaam van de wanden af.
[…]