Hoe God een zeshoek werd
Toen God nog cirkel was
ging alles goed en wel
Hij zong en speelde jazz
en tijdloos was Zijn spel.
Iets bracht Hem van de kook,
iets bracht Hem uit balans.
De duivel zag zijn kans
toen God de tijd in dook.
Nu telde God de dag
bij elke dag die voor
de teldag lag, maar ach,
wat kwam er weer daarvoor?
De duivel keek en zag
een zotgetelde God.
Hij vroeg “o God, gij Zot
wat doet gij heel de dag?”.
“Ik tel en tel en tel
de dagen op een rij,
maar ’s nachts komt er wel
altijd een dagje bij”.
“Maar godverdomme toch
hoe loemp zijt gij?”, zo sprak
de duivel vrank en vrij,
“Die dagen dat zijt gij!”
“Ah ja”, zei God, “bij Mij,
gij zijt ne slimme gij!”
En voortaan telde Hij
de dagen bij zichzelf:
“Eendag, tweedag, driedag
vierdag, vijfdag, zesdag:
de rest dat gaat Vanzelf”
Zeshoekig rustte Hij!