Ze staat stil, op blote voeten en er is het kabbelen van lopend water.
Een staketsel – meters hoog, in hout – torent boven haar uit. Zo hoog is het, dat het wel lijkt alsof het stalen kabeltje niet daarvandaan, maar uit de hemelen komt neder gekronkeld.
Het kabeltje lijkt op de remkabel van een fiets, zo eentje dat in elkaar verstrengeld er eigenlijk vele hele dunne zijn, je haalt je vingers altijd open aan de eindjes daarvan.
De kabel ligt haar op het haar en kronkelt verder langs haar neus weg naar de plankhouten vloer. Zij staat daar maar een beetje te lachen, het water klatert & de kabel krast hoorbaar hoog in het houten staketsel bij de minste wiebel in haar benen. Het is een uiterst gevoelige opstelling. Sensibel, een kwaliteitsverbinding.
Er loopt een jonge man rond ook.
Kom, laat ons er ook wat publiek bij doen, toch? Ze mogen best gezien worden en was er vandaag geen evenement op deze locatie? Kijk, het begint al!
Hij pakt de kabel, windt hem driemaal rond haar middel, zij zegt 1 keer ai, maar echt pijn doet het niet, het is niet dat soort evenement. De kabel loopt nog drie, vier meter verder op de grond, naar het publiek toe, dat ondertussen is gaan plaatsnemen in de donkerblauwe pluchen zetels. Het liep nog aardig vol.
Het licht verschiet van wit naar groenig-geel. Er wordt gekucht. Hé, luister!
In de verte horen de deelnemers nu ook het geratel van een oude filmprojector en kijk, daar, links boven haar hoofd kunnen ze het oplichten zien van allemaal close-ups van de meisjes in de films van Charlie Chaplin, kleine stukjes lachende of droef ogende schoonheden, veelal in lompen gehuld.
Er hangt overal dezelfde witte wazigheid rond die jonge vrouwenhoofden. Ik wist niet dat er zoveel vrouwen waren in de films van Chaplin. Zo mooi ook!
In de andere richting, weg van het doek, ziet hij plots het andere eindje kabel. Het eindje daar kronkelt naar het duister achteraan, waar ook zij nu, die dichter bij het publiek staat, als haar ogen zich wat hebben kunnen wennen aan het donker, de contouren van een buffetpiano kan onderscheiden.
Er wordt haar plots iets duidelijk, ze wil al heftig gesticulerend naar hem toe huppelen, maar de kabel zit in de weg & ze dreigt zich nog in het stalen gekronkel te bezeren of te verstikken, zelfs. Het publiek gaat ongerust van oh & ah.
Hij begrijpt het nu ook: vliegensvlug snelt hij naar het andere eind kabel, wikkelt zijn blote buik & benen erin & sleurt zich naar de piano. Hij slaat de stofklep open, lacht luidop en knikt haar dan heel ernstig toe.
Het wordt een largo eerst, de pianoklanken lijken zich voor hen al afdalend van de toekomst naar het nu, in het eerdere klateren van water te spiegelen.
Er staat nu volop spanning op het kabelpaar. Ze weten hoe het hoort. Ze zijn verbonden.
In stilte tellen ze samen af: 3, 2, 1…
2007 – 2017, uit “HEMELNETLYRIEK – Lyrische teksten van vilt.skynetblogs.be 2004-2007” P.O.D.-boekje in voorbereiding