dol
jouw lichaam ontvalt mijn vingers & zinkt
het vormeloze in. jouw zucht verwijdert
zich in beelden die vervagen. jouw hals
is nog een vale waas van licht, ik durf
de ogen niet te sluiten. koude die niet
wijken wil. kale takken tikken op het raam.
de frigo slaat aan, jouw adem is ondertoon.
de honden huilen, ruiken al mijn bloed.
weerspannig draait de wereld dol in mij, de
gronden willen weg van ons, de zeeën
walgen wee de stranden aan, een rode zon
doet teken naar de maan: geheel de naam
van dit bestaan moet nu maar uitgesproken.
onder slagen zal het ongedierte verder gaan.