Een trede lager is het beeld,
versluierd in de geur
van zachte zeep en lijf,
het glijden over het chroom
van de leuning, de opwaarts
zwevend neergelaten
slanke hand
een oogwenk hangende,
verscherpt door een plotse inval
van licht op de leuning
van het soort
dat zich niet noemen laat
of van de god de naam wil dragen,
stokt & dreigt dan
je in je val, het in je haast
ternauwernood de rand aantippen
van de treden die je liever
overslaat, te vellen,
je als een kattenjong ter dood
op de blauw gevlamde steen
te laten smakken
van de inkomhal,
waar het zich balde
& wonderlijk tot de woorden
ontplooide :