In het sonnet ‘Cercato ò sempre solitaria vita’ is er sprake van een mooie schat: ‘ il bel tesoro mio’.
De berijmde vertaling van Verstegen en zijn verklarende noten roepen meer raadsels op dan dat er verklaard wordt, dus die laten we effen in haar, euh, voor ons onbereikbare schoonheid schitteren en we onderzoeken hoe het zit met de identificatie van Laura met deze tesoro aan de hand van ander materiaal, ons vrijelijk verschaft door de slijkgoot van de literatuur, het vermaledijde internet alwaar met schrijven geen cent te rapen is, laat staan een massa euro’s subsidie om in een boek van...
sssssht, rustig nu maar… hier, een schoon prentje:
259
(tekst van Wikisource)
Cercato ò sempre solitaria vita
(le rive il sanno, et le campagne e i boschi)
per fuggir questi ingegni sordi et loschi,
che la strada del cielo ànno smarrita;
et se mia voglia in ciò fusse compita,
fuor del dolce aere de’ paesi toschi
anchor m’avria tra’ suoi bei colli foschi
Sorga, ch’a pianger et cantar m’aita.
Ma mia fortuna, a me sempre nemica,
mi risospigne al loco ov’io mi sdegno
veder nel fango il bel tesoro mio.
A la man ond’io scrivo è fatta amica
a questa volta, et non è forse indegno:
Amor sel vide, et sa ’l madonna et io.
Het verhaaltje
‘Solitaria vita’ plaatst dit gedicht meteen in de Petrarca-ideologie. Tussen 1346 en 1356 schreef Petrarca in het Latijn (het Engels van toen) De Vita Solitaria waarin hij uitlegt wat zijn lot of deugd of pad naar de waarheid (r.4) is: leven in afzondering, ver weg van de aardse dwazigheid(r.3), in studie en in contemplatie. Het is zowat zijn humanistische poëtica, zijn levensprogramma.
Goed om weten, want zelfs de oevers, de weiden en de bosschares weten dat 🙂 (r.2)
Helaas is het leven niet altijd naar wens, dus P. is minder in zijn geliefde Toscane of aan de oevers van de Sorgue dan hij zelf zou wensen, hij wordt verhinderd om zich aldaar voluit te wijden aan wenen en zingen (tweede strofe).
Immers dat vervelende lot stuurt hem nu terug naar het perfide Avignon, alwaar hij zich kan boos maken over hoe zijn ‘bel tresoro’ in de modder ligt der aardse dingen (derde strofe).
Voor een keer wordt P. wel maatjes met vrouwe Fortuna, want hoe storend het ook is, zijn schrijvende hand kan het wel vinden met de situatie (het is letterlijk de hand die ‘amica’ wordt met ‘fortuna’). Net zoals het Amor was er voor zorgde dat P. Laura zag en door haar getroffen werd, is het nu ook de Liefde die die ‘fortuna’ heeft gearrangeerd, zijn geliefde Laura weet dat wel, en hij weet dat…(laatste strofe, mijn interpretatie)
Hoewel het slechts afleiding is van het hogere streven van de ik-figuur, eens te meer wordt hij door aardse besoignes overmand en dwingt Amor de dichterhand ter vers…
Andere plaatsen in de Canzonieri waar Laura in verband wordt gebracht met een ‘tesoro‘, een helaas meestal al begraven schat:
(links naar de originele teksten op Wikisource achter de Canzonierinummers)
- 190, r7: “come l’ avaro che ’n cercar tesoro”. P. jaagt op een blanke hinde en vergelijkt zich met een vrek en zijn schat
- 227, r7 “et vacillando cerco il mio thesoro”. Hier is P. zelf ‘come animal che spesso adombre e’ncespe’ een schuw schrikachtig beest dat rondstrompelt op zoek naar zijn schat (Musa linkt het dier aan de ronddolende ziel in Plato’s Phaedra)
- 263, r13-14: ” il bel tesoro / di castità” de hogere schat van eerbaarheid ook hier geplaatst in contrast met de materiële rijkdom “perle et robini et oro” die nochtans ook de ogen uitsteekt
- 270, r5: “Il mio amato tesoro in terra trova,” Amor moet eerst p’s geliefde ’tesoro’ vinden en tot leven wekken vooraleer hij haar dienaar wordt (het ‘giogo antico’ draagt). Het lied besluit dat Amor toch geen tweede schat zal vinden die hem aan dit aardse leven kan binden…
- 291, r.5-6: ” O felice Titon, tu sai ben l’ora / da ricovrare il tuo caro tesoro;” hier is de schat Tithonus’ Aurora. De onfortuinlijke Tithonus die via zijn geliefde Aurora wel het eeuwige leven kreeg maar niet de eeuwige jeugd, is hier toch nog ‘felice’ in vergelijking met P. want die krijgt zijn Laura helemaal niet meer te zien.
- 322, r11: “o mio nobil tesoro” is hier het dichtwerk van Giacomo Colonna, die had een lofdicht op P. geschreven, het sonnet is zijn late antwoord, een bedankje aan de ondertussen gestorven Colonna. Interessant is de suggestie ’tesoro’ = Laura = dichtwerk, dus, nog korter door de bocht, dichten is de omwerking van de carnale liefde naar de hogere, vergeestelijke schat…
- 333, r2: “che ‘l mio caro thesoro in terra asconde” P. stuurt zijn treurrijmen naar de steen die het graf van zijn ‘caro thesoro’ sluit om haar te zeggen dat zijn uur ook nakende is.
- 362, r3: “esser mi par ch’àn ivi il suo thesoro” P. stijgt in gedachten mee met hen die al samen zijn met hun ’thesoro’ in de hemel en krijgt aldaar te horen dat ‘vent’anni o trenta’ misschien lang mag lijken, maar dat zijn ‘destino’ ‘ben fermo’, goed vastligt.
Wat kunnen we uit dit mini-onderzoekje opmaken?
- Laura als tresoro is duidelijk voorbehouden voor de dode, verhemelde schat, niet voor de aardse opgehemelde schoonheid (het woord komt niet voor in de eerste 189 gedichten en is daarna vrij frequent)
- de evolutie in de relatie van de ik-figuur met zijn schat is er een die gaat van hebberige bezitsdrang naar gedetacheerde contemplatie
- klaarheid wordt bij Petrarca verkregen via antithese, deze semantische strategie is ook hier duidelijk. Waar ’tresoro’ eerst haar status verkrijgt door reliëf met aardse rijkdom en dito hebzucht, wordt het als ‘verworven goed’ een vanzelfsprekend onderdeel van de hogere sfeer. Het kantelmoment is wellicht 270 waar de aardse Liefde door haar onmacht definitief het onderspit moet delven ten voordele van de ‘mio amato tresoro’. Vanaf dan overheerst de graflyriek en worden de verliefdheid en de daarbij heersende pijnen verre reminiscenties en maken zij plaats voor een berustend afwachten van de verlossende dood.
- De graflyriek en de cultus daarvan bij de dichters na Petrarca interesseert ons uiteraard omdat een van de weinige dingen die we weten over het leven van Maurice Scève diens ‘ontdekking’ van het graf van Laura is, een mythische gebeurtenis voor de door deze materie geobsedeerde sterveling, schrijver dezes. We zien met ons van tijd en plaats bevrijde geestesoog onze Maurice al gepassioneerd tot in de vroege uurtjes Canzone 270 lezen en herlezen en des morgens van Lyon naar Avignon spurten om dat graf te vinden.
waar gaat het naartoe?
geen idee, maar dit is alvast hier:
Here is the core of evil, the burning hell without let-up,
The canker corrupting all things, Fafnir the worm,
Syphilis of the State, of all kingdoms
Wart of the common-weal,
Wenn-maker, corrupter of all things
Darkness the defiler
Twin evil of envy,
Snake of the seven heads, Hydra, entering all things
Passing the doors of temples defiling the grove of Paphos,
neschek, the crawling evil,
slime, the corrupter of all things,
Poisoner of the fount,
of all fountains, neschek,
The serpent, evil against Nature’s increase,
Against beauty