(voor Meester Peter Holvoet, eenzaam hoog in ’t Lyrisch OnderWijs)
ik ben de adem die lijven het leven inblaast
ik ben de bloemen die wiegen op ’t veld
ik ben de chaos die door orde raast
ik ben de dood die velt elke held
ik ben de eer die de dichter begeert
ik ben het falen dat angst genereert
ik ben de goesting naar meer die verzweert
ik ben de haat die de minnaar verteert
ik ben de idee van de vrede op aard
ik ben een jood met een heel lange baard
ik ben de kalmte die woede bedwingt
ik ben het lijf dat vol van liefde zingt
ik ben de moeder die de maan vergat
ik ben de naam die het kind opat
ik ben de oorzaak die zichzelf opzet
ik ben de praatvaar in het bed van pret
ik ben de queeste die de koning kwelt
ik ben het raadsel dat zichzelf vertelt
ik ben de storm die niet liggen gaat
ik ben de tijd die in mij stilstaat
ik ben de uwe tot uw laatste uur
ik ben het verlangen naar nog een uur
ik ben het wachten op wat komen moet
ik ben de ziel die u zo zuchten doet