het lichaam half in weerzin al
& toch het stromen volgende
der ellenlange lussen l
die om & om haar leden gaan.
langzaam weker wordt het zelf
dat van zelf de afschuw wordt.
elk ideaal is bindende lianen, is
lijnen die haar vlak niet wil.
het verzet van haar gebeente
beeldt het lichaam liever uit
netjes naast de lust geplaatst
waarmee de ogen haar bekleden.
laat mij lijf zijn vrij in ’t luide lachen
van mijn leven, in ’t lijden ook &
in’t gegiechel tussen lakens.
maar niet uw vleselijke beven.