zwerm, die sterren om mij heen & ik ben kern
van niets, mijn leegte is voluit heelal, adem
die geen longen vindt, weg op het einde
van de weg, roestende spaken van een wiel
wiens fiets elders gaan fietsen is, vuil
willoos waaiend in de wind op gore straten
herfstblad in de sneeuw, kroepoek op je tong.
ik ben de rafels van het pak dat ik eens had:
mijn woord is zoek, europa bloedt in mijn bed,
kermt in een latijn dat niemand nog begrijpt,
ik ben natuur die ik ter dood beschermen wil.
ik zie je hangen, zwetend in je zwarte kleedje.
ik haal de rits omlaag, je spartelt tegen, mot
dat zich herinnert haar cocon, haar licht, haar lot.