ik hou van verval, het trage ontbinden,
de graduele neergang van orde in aarde,
water, slijm, het kleven van woorden
aan handen, ontdaan van hun zin, vuur
dat vreet aan het geheugen van werven,
ongedierte in de kelders der gebouwen,
barstend glas in de ramen, steenval, gruis,
vlekken gele roest in het blad van een boek.
ik wil de taal de toegang tot lyriek ontzeggen
ik beleef te erg het sterven van de zang tot stem:
er komt verrijzenis, ik rol de steen weg van het graf.
een vinger glijdt je mond uit, langs je hals, volgt
de holle glooiing naar je navel, tikt je knieën weg,
links, rechts. legt je open voor mijn zilte davering.