Ik heb de schoonheid voor mijn ogen
Van toen het Avondland in ons begon.
Er was geen grens aan ons verlangen,
De muze was in elk van ons & zong.
Wij stonden naast elkaar, kind na kind.
Wij maakten dromen daad & daad werd woord.
Wij waren g*d, door g*d bemind.
Wij hebben in ons elke droom vermoord.
Europa is een mufte bakermat, steriel
Blauw scherm waar niemand niemand ziet.
Lampedusa is de wond aan onze hiel:
Wij zinken in de slijm van het gebied.
Ik heb geschriften in mijn hoofd:
Heiligen, ketters & een dode filosoof.
Ik zie de kathedraal nog rijzen
Uit het moeras van mijn geloof.
Kom hier, mijn lief
Ik zal jouw dijen strelen
Jouw gouden lokken aaien.
& ’s Ochtends als de dag dan komt,
Staat heel dit land in lichterlaaie.