De Dichter is dood, de Stem
Is weg, zijn klank is opgeschort, stille
Echo van een laatste ademstoot.
De Dichter is niet meer, zijn lijf
Is gort & waait de straten door
Der omwonenden die wonen
Aan zichzelf verhangen rondom
De andere omwonenden.
De Dode Dichter sterft nog voort
In letters die zichzelf verminken,
Woorden die het woord vermoorden,
Zinnen die de zin ontkennen
Van het laatste Dichterswoord.
De Dichter is dood, zijn Muze
Bleef te lang bij al de dode
Dingen van de wereld staan.