- de eeuwigheid is niet de monding van de tijd, niet zijn einde, eerder zijn begin, een voorwaarde, eigenlijk
- de eeuwigheid is niet het stilstaan van de tijd, de tijd lijkt te bewegen omwille van zijn stilstand in het eeuwige
- de eeuwigheid is niet het tijdeloze, het tijdeloze is van alle tijden, het tijdeloze heeft gebrek aan tijd, verlangt ernaar
- de eeuwigheid kent geen gebrek noch verlangen
- er is het wit, er is het zwart (untsoweiter)
- de eeuwigheid herschrijft elke dualiteit in de volle afwezigheid van plaats & zijn tot een eeuwigheid die schrijvend aan zichzelf zichzelf is, een eeuwige gelijkenis
- ’tot in der eeuwigheid’ is een contradictio in terminis opgeheven door het daaropvolgende ‘amen’
- de eeuwigheid is alomvattend
- het alomvattende is niets
- de eeuwigheid omvat het niets zoals het al het niets omvat dat eeuwig is, alles
- in de eeuwigheid is er geen zijn, geen taal, geen liefde, niets
- het eeuwige is onbereikbaar voor de mens, tiens
- het eeuwige is altijd hier maar nooit in onze handen
- in het eeuwige wordt het zijn zich bewust van zijn gebrek
- in het eeuwige is er geen eeuwigheid
- als ik jouw tepels kus, dan is er eeuwigheid
- (ik was verborgen in dit ogenblik)
- (ik vind mij terug in jou, jij bent geheel dit ogenblik)
- (jij verbergt mij dieper daar dan dat ik mij nog vinden kan)
- (jij bent verborgen in dit ogenblik, mijn nu dat nu het jouwe is, de eeuwigheid)
- (ik ben dit nu, de eeuwigheid)
- niets ben ik, geheel verborgen in dit ogenblik