Categorieën
kort

Strelingen

U, u ziet het en u zegt het, beaamt het, verbindt het tot het galmende amalgaam van een uitspraak, uw dagelijkse bevlekking van de strakke gleufjes die u toegang verlenen tot de mondiale databank: de parachutes van de deviërende Hergé-fanaten openen automatisch in de beklemmende ruimte van het neerstortende pleziervliegtuigje, de aanspoelende lijken der bootvluchtelingen spellen beklijvende lijfspreuken op de stranden der riante badsteden, gedweeë neonazihoertjes zuigen met diepbruine dwaalogen en kleffe slogans op glazige schermen de botte eindjes der vergeefse debatten aan, en wij, de immer innig met eigen pluimen bestreelden, wij worden wilder en wilder, alsmaar wilder, en ach, iemand van ons gaat met  beide handen dermate onzacht onder het rode rokje van de vrijwilligster te keer dat deze kermt van de pijn en nee zegt ze, nee, zegt ze zo niet en dan zegt ze ja, zegt ze, ga zo maar verder en haar zucht wordt een zang die allen betovert met haar mensonterende zachtheid.

De verontwaardiging barst los in de commentaren als een puist in de pikzwarte nacht. Ach, die Europeanen onder elkaar…

Dan, daar: het ik valt pardoes de tekst binnen en het komt als geroepen. Het ontdoet de schijn van de verbeterde cijfers van de schijn van de cijfers, het verklaart de gedachten met de helderheid van het doordachte, het ziet en het zegt hoe het zag dat de zon zijn stralen vertraagde tot verschroeiende gebaren, hoe zijn demagogische hitte ontvlamde in de donkere kern van de hitte, hoe de geschiedenis stuitte op het bekken van de geschiedenis en zich herhaalde in de egocentrische hel van onze bevangen perceptie, hoe de aarde kermde als een moeder bij de geboorte van haar eigen dood, hoe wij allen de gehoorzame kinderen bleken te zijn van de monsters die wij zijn voor onze kinderen, hoe schimmig en schraal wij verworden zijn, vervaagd tot het vergeelde vernis op een verwaarloosde aquarel van een leerling van Turner waarop in minuscule golfjes de dode zee nog het gif oplikt der stranden: stof, stof, stof,  stof dampt op, stof uit het boek dat het u dagelijks  nog lezen moet, dat het u tot in den treure voorlezen moet, uw bijbel die het nu finaal toeslaat, het zakencijfer immers daarvan is niet meer dan uw woord dat hier enkel verder in woorden kan worden ontwaard.

Het schrijft zich uit de lus van uw zijn met een natte kus op de lippen van de eeuwigheid, het verdwijnt roemloos in de tijd, het voegt zich bij het pure van de vergetelheid als het niets van zijn liefde bij het niets van de liefde die niets is, nergens, of daar, bij haar, misschien, ach wat zou het…

Uw lach is grijs en schamper maar deze strelingen omvatten u, want in dit ontijdige einde vinden wij alleen maar dit: het einde en elkaar.

kort

KORT.docx

voor ‘KORT’, een verzameling kort (lyrisch) proza

Geef een reactie

This website uses the awesome plugin.