De kust doet dramatisch, iets wil jouw oog.
Hier eindigt land, nu gaat ten onder.
Golven beuken, de zanden glijden en zuchten.
Iemand neemt de duinen ter hand.
De distel dicteert het verzet. Kleefkruid
klaagt zich een nel. O,
dat het de borst wiegen mocht,
waarvan het dronk.
Schepen scharen zich,
krabben vergaren het:
slib dat het is.