Als wij een portie voedsel openen, afkomstig van de planeet Aarde, stijgt er ons aanvankelijk een walm conserveringsmiddelen toe, & vervolgens de enigszins muffe geur van het Onbespreekbare. Er gaat zoveel pijn door mijn gedachten dat ik beter zwijgen kan. In de ontworteling van het kwaad zit het kwaad, stevig doorgroeid in de kluiten van de onverschilligheid. De dingen bestaan niet, u kan ze niet kopen. Wat u koopt, is niet meer dan een walm conserveringsmiddelen, gevolgd door de enigszins muffe geur van het Onbespreekbare.
Het Onbespreekbare groeit.
Mochten wij naar de bossen trekken, om daar de onreinheid van onze klederen te verbranden & elkaar in de naar het Nu reikende naaktheid van ons rillend vlees te herkennen, zou dan misschien het Onbespreekbare bespreekbaar worden? Is er nog redding in het zijn der dingen?
Neen: het Onbespreekbare groeit. Waarom, toch, kan ik dat niet vatten? Waar is mijn vraag?