[lamandaii]
“Bij starten van het spel wordt om MSD 1 gevraagd. De kopie die je nu hebt, voldoet niet, omdat daarop niet de beveiligingscodes staan, die wel op het origineel staan. Doe dus voor je gaat spelen eerst het volgende:
- Stop het spel
- Reik met je beide handen zo hoog je kan naar het zwarte gat van de hemel en roep “HIER”
- Kopieer het hier bijgesloten programma real2.exe naar die plaats
- Start het spel opnieuw. Klaar!
Veel plezier!”[i]
Op het besloten vlak van onze perceptie doet het leven zich voor als een voortdurend bewegen. In dat bewegen onderscheiden wij fictieve objecten, onbestaande plaatsen & een illusoir verloop van tijd, zodat wij het bewegen als leven kunnen benoemen, het in het bewegen van ons begrijpen (in de al even fictieve stilstand van ons begrip, een voortdurend verschuivend netwerk van interactieve bewustzijnsintensiteiten) kunnen vatten, het in het graf van de taal kunnen opslaan & doorgeven als ware het een ware schat. Maar doorgeven aan wie?
“Ik kan mij geen groter geluk voorstellen dan voortdurend bij jou te zijn, zonder onderbreking, eindeloos, hoezeer ik ook aanvoel dat er in deze wereld geen onverstoorde plaats is voor onze liefde, niet in het dorp, noch elders; en ik droom van een graf, diep en smal waar we elkaar in elkaars armen als in klemmen konden slaan, en ik zou dan mijn gezicht in jou verschuilen en jij zou jouw gezicht in mij verschuilen, en niemand zou ons ooit nog zien”[ii]
Op het gladde, met slijm bestreken oppervlak van onze perceptie houden wij ons staande door een algehele negatie van het bewegen rondom ons in de taal, door het weven van een kleed van intellectuele grandeur rond het voortrazende tumult in ons bewustzijn & door de maskering van het woekeren van het sterven in onze lichamen, een camouflageproces dat harmonieert met de maatschappelijk opgelegde onderdrukking van onze voortplantingsdrang. Al onze bewegingen worden er aldus op straffe van verbanning op gericht om het leven, de ene beweging waaraan alles onderhevig is, te ontkennen. Dood is alles wat wij wakker zien, & wie het aandurft om op het levende te wijzen, wordt als ‘homo sacer’ ontmenselijkt & wordt aan de willekeurige vernietiging door het repressieve apparaat van de staat blootgesteld.
Maar het binnen van onze perceptie bestaat slechts dankzij het buiten dat in de definitie ervan besloten ligt: de illusoire houvast van ons plaatsbegrip berust op deze fundamentele topologische operatie. Onze overmoed bestaat er in deze humane beperking als waarheid te willen opleggen aan het Reële, een moorddadig antropocentrisme dat zich vermomt achter de sluiers van de menslievendheid, achter de schijnsuccessen van het technokapitalisme & achter de ontegensprekelijkheid van de mathesis, de wildgroei van het logicisme.
Wij kunnen niet anders dan onszelf zien als het Centrum van het Gekende Universum, maar dit menselijk falen dreigt ons te vernietigen als wij het niet als dusdanig onderkennen. Een tweede Copernicaanse revolutie dringt zich op: de herpositionering van het humane aan de zijlijn van het immense buiten, de absolute exterioriteit & een opheffing van de natuur-cultuur dichotomie want al het menselijke is óók natuur, wij zíjn het milieu dat wij vernietigen. De huidige economisch-klimatologische ‘crisis’ is immers de logische uitkomst van de humane doodsdrang, het suicidale karakter van de humane ‘natuur’ die wij in het leven riepen om hem vervolgens te kunnen redden van onszelf. De natuur valt niet te redden, want ze heeft nooit bestaan.
In dat opzicht is een strategie gericht op acceleratie van de huidige instorting van de kapitale orde misschien een betere optie dan deze orde in stand willen te houden ten kosten van miljoenen mensenlevens die buiten de mediaperceptie dreigen verloren te gaan. De kapitale slang heeft zich al lang in de staart gebeten: neem voldoende afstand & laat ze vreten. De vraag blijft wel of er ergens nog voldoende afstand genomen kan worden. Daarom is er allicht ook nood aan een virale herschrijving van het suicidale humaniteitsprogramma zelf. Hiertoe kan de code van het religieuze in haar diverse uitingen doorheen de geschiedenis aangewend worden om te streven naar een renaissance van de humaniteit, een hergeboorte die zich in volle aanvaarding van haar aanwezigheid, afwendt van het negatieve & een integristisch pad naar duurzaamheid blootlegt. Na de dood van god die buiten het humane stond en ons de mogelijkheid gaf om onze onmacht onder de mantel van zijn liefde te verstoppen, is het misschien tijd voor de bewuste creatie van een godin die leeft in ons, waaraan ieder en al het bestaande deelgenoot is en die de (zelf)haat uit onze harten kan verdrijven.
Want gebeurt het niet zo dat, wanneer onze geesten zich tot grote sufheid hebben gewenteld in de artificiële paradijzen van onze middels grootschalig georganiseerde moorddadigheid gebouwde schelpen, in onze tere & poreuze uitdraaien van het Kapitale Programma, wij overvallen worden door immense angsten, ondraaglijke vernauwingen van de anders zo kalme zee van ons bewustzijn, een verschrikking aan gemoedstoestanden waarvan wij in meer alerte toestand vermoeden dat wij ze zullen moeten doorstaan in het onafwendbaar naderend uur van onze doodstrijd.
“Je hoeft je kamer niet te verlaten. Blijf daar maar zitten aan je tafel en luister. Je hoeft zelfs niet te luisteren, wacht gewoon, wees stil, zwijg in eenzaamheid. De wereld zal zich vrijwillig aan je aanbieden om ontmaskerd te worden, de wereld heeft geen andere keuze, de wereld zal zich in extase aan je voeten werpen”[iii]
Gebeurt het niet zo soms, dat het leven zich openbaart als het Echte, de afgrond van het Reële, de weerzinwekkende Diepte in het immer voortsnellende splijten van de Kloof, een onhoudbare, fatale corrosie van de Orde van het Woord. Op dat ogenblik, uiteraard, sluiten zich de rangen, want het leven dat zich aldus aan ons openbaart kan, omdat het ons tot in onze diepste gedachten vernietigen kan & zal, door onze onmacht enkel fout begrepen worden als de Dood, het fictieve einde van onze wereld (die niet de onze is, want de wereld is de wereld is de wereld … die wij zijn) dat wij in ons binnen als een kanker hebben gecreëerd, een monster dat wij dagelijks voeden met onze haat, die onszelf treft, of het herkenbare van ons in de spiegel van de Ander.
“In het uur van de waarheid sluiten wij de ogen, en wachten tot het uur van de waarheid voorbij is”[iv]
& Wij bezweren dus het Leven met het Cijfer van de Dood.
& Wij vluchten in doodsangst van de diepten der Kloof.
& Wij trachten onze vrees te verlichten met het frenetieke exalteren van Orde, Reinheid & Vooruitgang.
& Omdat wij zo talrijk zijn, slagen wij erin om het Leven terug te dringen tot op een veilige afstand, daar waar het weer vergeetbaar wordt, negeerbaar & beheersbaar.
& Er klinkt gejuich in de kerkers van onze steden. & Onze leider richt tot ons zijn woord om ons te bedanken voor onze keuze. & Zijn woord, omzwachteld met de diepste geulen der leugens, vervult ons geheel met vreugde. & Zo glijden wij weerom geheel gerust verder naar onze ondergang.
“Maar jij mijn lief, jij allermooiste omwenteling van mijn verstrengeling in het licht dat jij bent: heb lief die dood in jou, want die dood is niet het sterven, maar de verstarring van het leven, onderhevig aan de wetten van het woord. Heb lief die ter dood versproken dood, bevrijdt met mij de levende godin uit de kerkers van de haat.”[v]